Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - oktober 2013:


24 oktober 2013
Gevangenisstraf van 18 en 15 jaar voor zwembadmoord Marum

'De Rechtbank Noord-Nederland heeft twee mannen van 45 en 36 jaar veroordeeld tot 18 en 15 jaar gevangenisstraf voor moord met voorbedachten rade. Het slachtoffer werd afgelopen juli bij het zwembad in Marum opgewacht en doodgeschoten door de 36-jarige schutter.

De rechtbank acht bewezen dat de 45-jarige man de schutter opdracht gaf en manipuleerde tot het plegen van de moord. Hij bedacht het plan van aanpak, voorzag de 36-jarige man van wapens en informatie over het slachtoffer en hielp de schutter te vluchten na de moord. De mannen stalen samen een auto om op de plek van de moord te komen en gingen daarmee in de periode voorafgaand aan de moord op verkenning. De rechtbank veroordeelde de opdrachtgever tot een gevangenisstraf van 18 jaar.

De schutter is veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf. De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat deze verminderd toerekeningsvatbaar is.'



24 oktober 2013
Ontucht met minderjarige: schuldigverklaring zonder oplegging van straf

'De rechtbank Gelderland heeft vandaag een 34-jarige man uit Herveld wegens ontucht met een minderjarige schuldig verklaard zonder oplegging van enige straf of maatregel.

Groot leeftijdsverschil
De man heeft gedurende een periode van ruim een half jaar met het meisje seksuele handelingen verricht, waaronder het brengen van zijn penis in haar vagina en mond. In het begin van de periode was de man 29 jaar oud en het meisje 14. De man had zijn verantwoordelijkheid moeten kennen en het meisje tegen zichzelf in bescherming moeten nemen, ook al stemde zij in met de seksuele handelingen. Er was weliswaar sprake van een groot leeftijdsverschil, maar dat hebben de man en het meisje zelf niet zo ervaren. Ze hadden een affectieve relatie en het meisje heeft zelf nooit aangifte willen doen.

Geen schade
De rechtbank ziet geen aanleiding thans nog een straf of maatregel op te leggen, vanwege:
- het voornoemde;
- de eerdere seponering van de zaak door het OM;
- dat het feit vier jaar geleden heeft plaatsgevonden en de strafzaak is voor de verdachte ingrijpend geweest.

De rechtbank verklaart verdachte dan ook schuldig zonder oplegging van enige straf of maatregel. De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie. De officier van justitie had 240 uur werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geëist.'



23 oktober 2013
Verdachten schuldig aan voorbereiden ernstige misdrijven

'De Rotterdamse rechtbank heeft vandaag twee mannen veroordeeld voor het voorbereiden van ernstige misdrijven. De misdrijven waarop de handelingen van de verdachten volgens de rechtbank gericht waren betreffen moord respectievelijk brandstichting of het teweeg brengen van ontploffingen.

De rechtbank heeft de verdachten vrijgesproken van trainingshandelingen ter voorbereiding van terroristische misdrijven. De concrete gedragingen van de verdachten waaruit dit volgens het openbaar ministerieviel af te leiden zijn in de ogen van de rechtbank het stadium van training al voorbij. De rechtbank ziet de gedragingen daarom als handelingen die er op gericht zijn om de voorgenomen misdrijven daadwerkelijk tot uitvoering te gaan brengen. Wel beschouwt de rechtbank het handelen van de verdachten in een terroristisch perspectief. Hun gedrag en uitlatingen wijzen er in haar ogen op dat zij het jihadistische gedachtegoed aanhangen. Zij overweegt in dit kader dat terrorisme als een van de ernstigste schendingen van de rechtstaat en het beginsel van de democratie wordt beschouwd en laat dit meewegen in haar beslissing.

Eén verdachte is volgens de rechtbank voor zijn handelen niet toerekeningsvatbaar, vanwege een bij hem aanwezige chronische psychotische stoornis. Hij zal op last van de rechtbank worden opgenomen en behandeld in een psychiatrische kliniek. Deze beslissing ligt in lijn met de eis van het openbaar ministerie en het advies van gedragsdeskundigen. De andere verdachte wordt wel strafbaar geacht. Hem wordt een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Deze straf is lager dan door het openbaar ministerie geëist gezien de andere kwalificatie die de rechtbank aan het geconstateerde handelen geeft en haar andere waardering van de ernst van de verrichte handelingen.'



23 oktober 2013
Beslissing Haagse hof over terugkeer minderjarig kind naar Suriname

'Het Haagse gerechtshof heeft op 23 oktober 2013 uitspraak gedaan in een spoedappel betreffende een minderjarig kind dat door zijn vader begin oktober 2013 vanuit Suriname naar Nederland is overgebracht. Deze overbrenging is gebeurd met tussenkomst van programmamaker John van den Heuvel. De Rotterdamse voorzieningenrechter had op 16 oktober 2013 beslist dat het kind met de grootouders naar Suriname terug moest.

De uitspraak van het Haagse gerechtshof beperkt zich vandaag tot de vorderingen van de vader om de uitvoerbaarheid bij voorraad en de verschuldigdheid van de dwangsom te schorsen. Het Haagse hof heeft deze verzoeken toegewezen. Dit betekent dat het kind vandaag niet terug naar Suriname hoeft, zoals de rechtbank had beslist.

Het hof zal mogelijk komende dinsdag en anders op vrijdag 1 november 2013 beslissen, of het kind wel of niet terug zal gaan naar Suriname. De beslissing tot schorsing van vandaag, geldt slechts tot de op dinsdag of op vrijdag 1 november te geven beslissing. Partijen hebben zich met onmiddellijke ingang aangemeld voor Cross Border Mediation. Deze wordt de komende dagen in gang gezet.'



23 oktober 2013
Asielzoekersgezin verliest kort geding over extra voorzieningen

'De Staat en het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) hoeven het appartement van een Iraaks gezin, dat verblijft in een voormalig asielzoekerscentrum in Katwijk, niet verder aan te passen voor hun minderjarige gehandicapte dochter. Het gezin had hierom gevraagd in een kort geding. De rechtbank Den Haag is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een humanitaire noodsituatie, omdat de Staat zich al genoeg heeft ingespannen om de woonsituatie aan te passen.

Het gezin wil een grotere douche, wasruimte en wc voor hun gehandicapte dochter. Ook zou de Staat de ruimte waarin zij moeten verblijven geheel rolstoeltoegankelijk moeten maken of het gezin een ander rolstoeltoegankelijk appartement moeten toewijzen. De rechtbank ging hier niet in mee.

In afwachting van hun vertrek uit Nederland naar het land van herkomst verblijft het gezin in een voormalig asielzoekerscentrum dat als gezinslocatie wordt gebruikt voor de opvang van minderjarige kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers.'



23 oktober 2013
Ontslagen Haagse weigerambtenaar krijgt baan niet terug

'De Haagse weigerambtenaar Wim Pijl krijgt zijn baan als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand niet terug, zo bepaalt de rechtbank in Den Haag. Voormalig gemeenteraadslid Pijl had hiervoor een rechtszaak aangespannen tegen de gemeente Den Haag. De gemeente had hem in 2011 ontslagen uit die functie omdat hij weigerde homohuwelijken af te sluiten.

Het ontslagbesluit voor de weigerambtenaar is volgens de rechtbank gerechtvaardigd. De Haagse gemeenteraad heeft in 2007 vastgesteld dat de gemeente geen gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand zou aanstellen. Den Haag wil daarnaast mensen in dienst die actief uitdragen dat niet gediscrimineerd wordt op basis van seksuele voorkeur. De gemeente Den Haag heeft daarom de balans in het nadeel van Pijl laten doorslaan.

De rechtbank stelt dat in deze kwestie sprake is van botsende grondrechten die tegen elkaar moeten worden afgewogen: de godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting van Pijl tegenover het recht van paren van gelijk geslacht om te trouwen en daarbij niet te worden gediscrimineerd. Uitgangspunt is dat gemeenten zelf mogen bepalen hoe zij omgaan met weigerambtenaren. De gemeenten mogen dus zelf de verschillende grondrechten tegen elkaar afwegen. De afweging die Den Haag heeft gemaakt kan volgens de rechtbank door de beugel.

Pijl beweert dat hij bij zijn benoeming niet op de hoogte was van het gemeentelijk beleid. De rechtbank vindt dit niet aannemelijk. Hij nam zelf als toenmalig raadslid in 2007 actief deel aan het debat over weigerambtenaren. Hij werd na het einde van zijn raadslidmaatschap benoemd als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Daarvoor was Pijl al actief als trouwambtenaar, maar dat maakt volgens de rechtbank niet uit.'



23 oktober 2013
CBR mag alcoholslotprogramma aan vrachtwagenchauffeurs opleggen

'Het opleggen van een alcoholslotprogramma aan chauffeurs met een vrachtwagenrijbewijs is een maatregel gebaseerd op een 'criminal charge' die niet onevenredig zwaar is gelet op het doel ervan. Dit blijkt uit drie uitspraken die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vandaag (23 oktober 2013) openbaar heeft gemaakt. Tegen de uitspraken van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.

Maatregel
Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had de rijbewijzen van drie vrachtwagenchauffeurs voor ten minste vierentwintig maanden ongeldig verklaard en hun een alcoholslotprogramma opgelegd nadat de politie had geconstateerd dat ze onder invloed van alcohol hadden gereden. Het gaat in deze zaken om chauffeurs die voor hun inkomen afhankelijk zijn van hun vrachtwagenrijbewijs.

'Criminal charge'
Uit de Nederlandse wegenverkeerswetgeving volgt dat een alcoholslot alleen wordt ingebouwd in personenauto's (categorie B) en niet in vrachtwagens (categorie C). Als het alcoholslotprogramma wordt opgelegd aan houders van rijbewijs B is dit niet aan te merken als een maatregel die is gebaseerd op een 'criminal charge', omdat zij dat rijbewijs tijdens het programma kunnen behouden. Naar het oordeel van de Raad van State heeft de maatregel die aan de vrachtwagenchauffeurs wordt opgelegd wel een zogenoemd punitief ('bestraffend') karakter vanwege de zwaarte ervan. Vrachtwagenchauffeurs behouden weliswaar hun rijbewijs B, maar hun rijbewijs C wordt voor ten minste vierentwintig maanden ongeldig verklaard en van dat rijbewijs zijn zij voor hun inkomen afhankelijk. Daarom is het alcoholslotprogramma voor vrachtwagenchauffeurs wel aan te merken als een maatregel die is gebaseerd op een 'criminal charge', aldus de hoogste bestuursrechter.

Geen onevenredig zware maatregel
De Raad van State is verder van oordeel dat het opleggen van het alcoholslotprogramma in deze zaken 'niet onevenredig zwaar' is gelet op het doel ervan. De wetgever heeft voor invoering van het alcoholslotprogramma gekozen, omdat uit onderzoek is gebleken dat ten minste een kwart van de verkeersdoden in Nederland slachtoffer is van een ongeval door alcoholgebruik. Het doel van het programma is de verkeersveiligheid verder te vergroten en het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van alcoholgebruik in het verkeer, terug te dringen. De Raad van State is van oordeel dat het alcoholslotprogramma een geschikt instrument is om dit doel te bereiken. 'Expliciet is van belang geacht dat van beroepschauffeurs een bijzonder verantwoordelijkheidsgevoel mag worden verwacht en dat algemeen bekend mag worden verondersteld dat verkeersdelicten, ook indien deze buiten werktijd worden begaan, consequenties voor de rijbevoegdheid en daarmee voor de uitoefening van het werk als beroepschauffeur kunnen hebben'. Ook gaat de maatregel niet verder dan noodzakelijk is om dit doel te bereiken, aldus de hoogste bestuursrechter.

Rechtbanken
De rechtbank in Haarlem oordeelde eerder in één van de drie zaken dat het alcoholslotprogramma een onevenredig zware maatregel was, omdat de vrachtwagenchauffeur hierdoor zijn baan zou verliezen en niet meer in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien. De rechtbank in Maastricht en de rechtbank Oost Brabant verklaarden de eerdere beroepen van de andere twee vrachtwagenchauffeurs juist ongegrond.

Alcoholslotprogramma
Het alcoholslotprogramma bestaat uit een alcoholslot in de auto en een begeleidingsprogramma voor de overtreder om deze bewust te maken van de grote gevaren van rijden onder invloed van alcohol. De vrachtwagenchauffeurs kunnen weer in het bezit komen van een rijbewijs met de code 'rijden met een alcoholslot' als zij meewerken aan het alcoholslotprogramma. Zij krijgen dan alleen het rijbewijs voor categorie B (personenauto's). De vrachtwagenchauffeurs zullen daardoor ten minste vierentwintig maanden hun beroep als vrachtwagenchauffeurs niet meer kunnen uitoefenen.'



23 oktober 2013
Opzettelijk inrijden op slachtoffer; 30 maanden gevangenisstraf

'De rechtbank Gelderland heeft vandaag een 38-jarige man uit Breda veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daarnaast tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar.

Inrijden op slachtoffer
De rechtbank acht bewezen dat de man op een parkeerplaats in Ellecom opzettelijk op het 44-jarige slachtoffer is ingereden. De verklaring van verdachte dat hij zich bedreigd voelde door het slachtoffer en in paniek het gaspedaal heeft ingetrapt wordt weerlegd door het aangetroffen sporenbeeld en de verklaring van de deskundigen hierover.
Het slachtoffer heeft hierdoor onder meer een gebroken rib en een klaplong opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op.

Geen opzet dood van het slachtoffer
De rechtbank heeft – in tegenstelling tot de officier van justitiedie daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar eiste – niet bewezen geacht dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en hem daarom vrijgesproken van poging doodslag.

Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de verklaringen van de deskundigen die aangegeven hebben dat de snelheid van de auto van verdachte niet méér dan 30 kilometer per uur kan zijn geweest. Volgens een onderzoek waaraan één van de deskundigen refereerde kwam – uitgaande van een dergelijke snelheid – bij een botsing tussen een auto en een voetganger een laag percentage van de slachtoffers te overlijden. Voor een bewezenverklaring van een voorwaardelijk opzet op de dood is nodig dat de kans op de dood aanmerkelijk is te achten.

Psychische problematiek verdachte
Gelet op de psychische problematiek van verdachte heeft de rechtbank aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbonden van een verplichte ambulante behandeling en een meldplicht bij de reclassering.

De verdachte dient het slachtoffer, die al een bedrag van € 2.500,- vergoed had gekregen, daarnaast een schadevergoeding te betalen van € 391,36.'



22 oktober 2013
Hulp bij zelfdoding: verdachte schuldig, maar geen straf

'Albert Heringa heeft zijn 99-jarige moeder daadwerkelijk geholpen bij haar levensbeëindiging. Aangezien zijn handelen is ingegeven uit liefde voor zijn moeder en zijn wens haar te helpen, krijgt hij geen straf. Tot dat oordeel komt de rechtbank Gelderland vandaag.

De rechtbank acht het verwijtbaar dat Heringa er bij de levensbeëindiging van zijn moeder weloverwogen voor heeft gekozen de regels naast zich neer te leggen. Hij onderzocht de kans van slagen van alternatieven onvoldoende. In de eerste plaats had de eigen huisarts geen definitief “nee” gezegd. Als zij “nee” had gezegd, had Heringa een andere arts kunnen raadplegen. Dat wordt hem verweten.

Hulp bij zelfdoding is, als niet aan alle zorgvuldigheidsregels zoals neergelegd in de euthanasiewet is voldaan, strafbaar. Heringa heeft niet aan die regels voldaan. Maar omdat de rechtbank er van overtuigd is dat Heringa handelde uit liefde voor zijn moeder, krijgt hij geen straf. De rechtbank weegt hierbij mee dat Heringa veel waarde hechtte aan het vertrouwen dat zijn moeder in hem stelde.

Voorgeschiedenis
Op 8 februari 2010 werd de documentaire ‘De laatste wens van Moek. Een zelf geregisseerde dood’ op televisie uitgezonden. In de film vertelt Heringa dat hij zijn 99-jarige moeder, Maria Heringa, door pillen te verstrekken, had geholpen bij haar wens uit het leven te stappen. Mevrouw Heringa had gezegd klaar te zijn met leven. In de documentaire werd gesproken over ‘voltooid leven’, een term die gebruikt wordt in de discussie rondom euthanasie.

Nadat de raadsman van Heringa het Openbaar Ministerie attendeerde op de uitzending, werd een onderzoek ingesteld. De zaak is inhoudelijk behandeld op 3 en 24 september. De rechtbank hoorde toen deskundigen over levensbeëindiging.

De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De advocaat van Heringa pleitte voor ontslag van rechtsvervolging omdat sprake was van overmacht. Zijn cliënt kon menen dat een euthanasieprocedure geen kans van slagen zou hebben, aldus de raadsman.

Bewezen
Op basis van de bekennende verklaring van Heringa ter terechtzitting acht de rechtbank bewezen dat Heringa zijn moeder hielp bij haar levensbeëindiging. De rechtbank oordeelt verder dat er geen sprake was van een noodtoestand of psychische overmacht. De rechtbank is er voorts niet van overtuigd dat andere artsen mevrouw Heringa niet hadden willen helpen. De rechtbank wijst er ook op dat in Heringa’s handelen als niet-arts, risico’s op complicaties verscholen lagen.

Tijdperk
De rechtbank doet zijn uitspraak in het volle besef dat sprake is van een tijdperk van groeiende medische mogelijkheden en langere levensverwachtingen, waarin mensen zich zorgen maken over zelfbeschikking, behoud van eigen identiteit en kwaliteit van leven. De maatschappelijke discussie moet zeker worden gevoerd. Het is aan de wetgever daar al dan niet iets mee te doen.'



18 oktober 2013
Verzoek om vrijlating gedetineerde afgewezen

'De voorzieningenrechter in Den Haag heeft het verzoek om onmiddellijke invrijheidstelling van een gedetineerde man afgewezen. De man stelt dat de Nederlandse staat onrechtmatig handelt omdat de celstraffen die aan hem zijn opgelegd het strafmaximum van twintig jaar zouden overschrijden. Ook zou het Openbaar Ministerie onrechtmatig handelen door hem niet onmiddellijk vrij te laten.

Volgens de rechtbank handelt de Staat niet onrechtmatig.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het strafrecht laat in dit geval niet toe dat de burgerlijke rechter zich uitlaat over de (mogelijke onjuistheid van de) beslissing van de strafrechter. Er ligt geen uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens waaruit zou blijken van een schending van de fundamentele mensenrechten.

Onherroepelijk
De man is in 2000 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor een gewapende overval en een poging tot afpersing. Vervolgens is hij in 2001 veroordeeld tot twintig jaar celstraf voor medeplegen van moord, vrijheidsberoving en zware mishandeling. Het hoger beroep tegen deze laatste straf is door de man ingetrokken, waardoor deze straf onherroepelijk is geworden. De door de man ingediende gratieverzoeken zijn afgewezen.'



18 oktober 2013
Gemeente mag hondenbelasting heffen

'Het heffen van hondenbelasting door een gemeente voor de algemene middelen is niet in strijd met het discriminatieverbod. Dat oordeelt de Hoge Raad in zijn uitspraak van 18 oktober 2013 over de hondenbelasting van de gemeente Sittard-Geleen.

De Hoge Raad vernietigt met deze uitspraak de beslissing van het hof ’s-Hertogenbosch van 24 januari 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:BY9350).Volgens het hof is een dergelijk onderscheid alleen toegestaan als: (a) de kosten die het hondenbezit voor de gemeente meebrengt van wezenlijke betekenis zijn geweest voor het heffen van de hondenbelasting en (b) de hoogte van belasting mede is afgestemd op die kosten. Het heffen van hondenbelasting in die gemeente was daarom volgens het hof niet toegestaan. Het hof vond de hondenbelasting van deze gemeente strijdig met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet en vernietigde daarom de aanslag hondenbelasting van een inwoner van de gemeente Sittard-Geleen.

De gemeente Sittard-Geleen heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Advocaat-generaal IJzerman adviseerde de Hoge Raad in zijn conclusie van 18 juli 2013 (ECLI:NL:PHR:2013:119) om dat gegrond te verklaren.

De Hoge Raad heeft dit advies opgevolgd en de gemeente in het gelijk gesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de aanslag hondenbelasting in stand gelaten. De Gemeentewet geeft gemeenten de bevoegdheidom een belasting te heffen voor het houden van een hond. Volgens de Hoge Raad is die bevoegdheid mede ingegeven door de kosten die voor gemeenten voortvloeien uit de bevuiling van openbare wegen en plaatsen voor honden. Daarom is het onderscheid tussen houders van honden en andere personen naar het oordeel van de Hoge Raad gerechtvaardigd en vormt het geen discriminatie. Het is volgens de Hoge Raad niet nodig dat de gemeente een relatie legt tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten die voor de gemeente aan de bevuiling door honden zijn verbonden.'



17 oktober 2013
Voorwaardelijke gevangenisstraf voor belaging buren

'Een 77-jarige man uit Leersum is donderdag door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Ook moet de man de geldboete van €4.500,- betalen die hem eerder voorwaardelijk werd opgelegd. De rechtbank achtte de man schuldig aan belaging van zijn buren.

Op de zitting van 3 oktober werd duidelijk dat de verdachte al jarenlang ruzie heeft met zijn buren. In het verleden werd de man eerder veroordeeld voor strafbare feiten rondom de ruzie. De verdachte maakte een aantal foto’s van zijn buren en verstuurde twee brieven naar de gemeente waarin hij zijn buurman uitmaakte voor pathologische leugenaar.

De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met de rol van de buurman, die zelf ook al lange tijd opnames maakt van de woning van de verdachte. Ter zitting werd duidelijk dat een mediator in gesprek is met zowel de verdachte als de buren om tot een oplossing te komen. De rechtbank vindt het belangrijk dat beide partijen, dus ook verdachte, nu eindelijk zoeken naar een definitieve oplossing. De feiten waar het nu om gaat, zijn ook niet ernstig genoeg voor een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist.

De verdachte heeft met zijn gedrag op stelselmatige, indringende wijze gedurende langere tijd inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn buurman en bij hem gevoelens van angst opgeroepen. De rechtbank legt daarom naast de voorwaardelijke maand gevangenisstraf, de geldboete van €4.500, - op en verlengt de proeftijd van een eerder opgelegde straf van twee naar drie jaar. Dit betekent dat als de verdachte in de proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt, hij alsnog de voorwaardelijke gevangenisstraf van 166 dagen uit moet zitten.'



17 oktober 2013
Staat aansprakelijk voor niet-uitbetaalde vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid

'Het gerechtshof in Den Haag heeft op 15 oktober 2013 twee werknemers in het gelijk gesteld die de Nederlandse Staat aansprakelijk hadden gesteld, omdat zij door hun arbeidsongeschiktheid schade hebben geleden op het punt van de opbouw van vakantiedagen. Op grond van de destijds geldende Nederlandse wet was de opbouw van vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid beperkt. Die beperkte opbouw is in strijd met de Europese Richtlijn 2003/88/EG. Bij het einde van het dienstverband met hun werkgever werden er daarom te weinig vakantiedagen afgerekend. De werknemers hadden de Staat aangesproken voor schade die zij daardoor leden. Zij stelden dat de Nederlandse wetgever deze Richtlijn niet tijdig had geïmplementeerd. De beperkte opbouw van vakantiedagen bij ziekte is daarom te lang in stand gebleven. Het hof heeft geoordeeld dat de werknemers daarin gelijk hadden en dat de Staat op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door hen geleden schade.

Op grond van de Richtlijn 2003/88/EG hebben alle werknemers recht op vier weken vakantie per jaar. Dit geldt ook voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst heeft de werknemer recht op uitbetaling van nog openstaande vakantiedagen. Volgens de tot 1 januari 2012 geldende Nederlandse wet op dit punt, had een werknemer die wegens ziekte geen arbeid verrichtte een beperkt recht op opbouw van vakantiedagen: er werd slechts opgebouwd over de laatste zes maanden waarin de arbeid niet werd verricht.

Per 1 januari 2012 is de wet aangepast aan de Richtlijn. De opbouw van vakantiedagen is toen voor arbeidsongeschikte werknemers gelijkgetrokken met die van arbeidsgeschikte werknemers. Ook is toen voorzien in een vervaltermijn van zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest om vakantie op te nemen.

De wetswijziging heeft geen terugwerkende kracht. Dit betekent dat de beide werknemers, die langdurig ziek zijn geweest vóór 1 januari 2012, hun werkgever (slechts) konden aanspreken voor tijdens het laatste half jaar van de ziekte opgebouwde vakantiedagen. De schade die zij stelden te hebben geleden, omdat zij de vakantiedagen waarop zij volgens de Richtlijn recht hadden niet met succes bij hun werkgever hebben kunnen claimen, wilden zij door de Staat vergoed krijgen.

Naar Nederlands recht levert het uitvaardigen en handhaven van een met hogere regelgeving strijdige regeling een onrechtmatige daad op. De Richtlijn is “hogere regelgeving”. De Staat stelde dat de beide werknemers geen schade hadden geleden als gevolg van de onrechtmatige regelgeving, omdat zij ook geen recht zouden hebben gehad op uitbetaling van vakantiedagen als de wetswijzigingen van 1 januari 2012 eerder zou zijn ingevoerd. In dat geval zouden de vakantiedagen immers zijn vervallen op grond van de vervaltermijn, tenzij de werknemers aantoonden dat zij tot dat moment redelijkerwijs niet in staat zijn geweest de vakantiedagen op te nemen, zo betoogde de Staat.

Het hof heeft dit verweer verworpen. Volgens het hof hebben de werknemers voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden. Het is te speculatief om te veronderstellen dat bij eerdere aanpassing van de wetgeving aan de Richtlijn, de wetgever ook zou hebben gekozen voor een vervaltermijn (van zes maanden). Maar ook als een dergelijke vervaltermijn zou hebben gegolden, is het onvoldoende zeker dat de vakantiedagen daardoor zouden zijn vervallen.'



17 oktober 2013
Scientology Kerk Amsterdam moet worden aangemerkt als ANBI

'Scientology Kerk Amsterdam (SKA) is een kerkelijke en levensbeschouwelijke instelling die door de belastinginspecteur niet is aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (ANBI). De rechtbank Haarlem was het met de belastinginspecteur eens. Het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag in hoger beroep beslist dat SKA wel moet worden aangemerkt als ANBI.

Kerkelijke of levensbeschouwelijke activiteiten: auditing en training
Volgens het hof komen instellingen die uitsluitend activiteiten verrichten van kerkelijke of levensbeschouwelijke aard in aanmerking voor de status van ANBI. Activiteiten die niet passen binnen de kerkelijke en levensbeschouwelijke aard kunnen meebrengen dat geen ANBI-status wordt verleend. Door de wetgever zijn hiervan voorbeelden gegeven zoals het geven van cursussen of het verkopen van cursusmateriaal tegen betaling, ook al heeft dit een religieus of levensbeschouwelijk karakter.

Het doel van auditing en training is dat deelnemers een geestelijke en/of theoretische verdieping ondergaan die past binnen de geloofsbeleving van SKA. De auditing en training wijken niet in betekenende mate af van wat andere kerkelijke instellingen (kunnen) doen. Ook bij andere kerken bestaat de mogelijkheid om zich door opleidingen (zoals priesteropleidingen, catechese of voorbereiding op belijdenis) en door gesprekken (zoals biecht en doopvoorbereiding) op kerkelijk of levensbeschouwelijk gebied te ontwikkelen en ontplooien.

Vergoeding voor auditing en training
Het hof komt tot het oordeel dat het tegen een vergoeding aanbieden van auditing en trainingen van SKA niet gelijkgesteld kan worden met het aanbieden van cursussen tegen commerciële tarieven. Dit omdat er voor degenen die het niet kunnen betalen mogelijkheden zijn om deze auditing en trainingen van SKA tegen gereduceerd tarief of gratis te volgen.

In de hoogte van de bedragen die voor auditing en training aan SKA kunnen worden betaald, ziet het hof voorts geen reden om te concluderen dat sprake is van (semi) commerciële activiteiten. De keuze voor een systeem om inkomsten te vragen voor de instandhouding van de kerk en de uitoefening van religieuze activiteiten is onvoldoende om te oordelen dat deze activiteiten afwijken van het religieuze karakter.

Auditing en training vormen daarom een onderdeel van de religie zodat SKA als ANBI moet worden aangemerkt.'



17 oktober 2013
Geen nadere schorsing marktanalysebesluiten FttO en HK WBT/HL

'De voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wijst het verzoek van KPN af om twee marktanalysebesluiten van ACM te schorsen.
Het gaat om Ontbundelde toegang tot zakelijke glasvezelnetwerken (ODF-access (FttO)) en om Hoge kwaliteit wholesalebreedbandtoegang en wholesalehuurlijnen (HK WBT/HL).

Bij de twee marktanalysebesluiten heeft ACM aan KPN verplichtingen opgelegd. Een deel van die verplichtingen had de voorzieningenrechter op verzoek van KPN al geschorst, bij uitspraak van 11 juni 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:CA2714). Vervolgens is tussen KPN en ACM discussie ontstaan over de wijze waarop de overgebleven verplichtingen moeten worden toegepast. In het nieuwe verzoek van KPN om schorsing van de twee marktanalysebesluiten staat centraal de vraag of zij ook in gevallen waarin geen sprake is van ontwikkeling van een nieuw glasvezelnetwerk een aansluitlijn voor een eindgebruiker pas mag aanleggen nadat zij de voorgenomen aanleg heeft gepubliceerd en vervolgens twee maanden heeft gewacht voordat zij die eindgebruiker een contract aanbiedt.

In wezen stelt KPN hiermee aan de orde of haar handelwijze ten aanzien van de aanleg van glasvezelaansluitlijnen in concrete gevallen een overtreding vormt van die verplichtingen. Van een concreet (handhavings)besluit is echter geen sprake. Er is daarom geen grondslag om een voorlopige voorziening te treffen.

De volledige uitspraak is via onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



16 oktober 2013
Vader moet zoon aan grootouders geven

'Op 16 oktober is door de Rotterdamse rechter in kort gedingde teruggave gelast van een 7-jarig jongetje aan zijn grootouders in Suriname. Ongeveer twee weken daarvoor was het jongetje door zijn vader (en onder begeleiding van John van den Heuvel van het programma 'Ontvoerd') meegenomen vanaf het schoolplein van de basisschool in Paramaribo, waar de jongen naar school ging en door hem naar Nederland gebracht.

Voogdij
De vader en de grootouders zijn, na de dood van de moeder van het jongetje in Suriname in 2010, verwikkeld geraakt in een jarenlange strijd om het gezag over hun (klein)zoon.

De jongen was door de Surinaamse rechter voorlopig aan zijn grootouders toevertrouwd totdat over de voogdij definitief zou zijn beslist. Het verzoek aldaar van de grootouders om met de voogdij te worden belast is vervolgens afgewezen.

De grootouders hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. In Nederland heeft de vader het gezag gevraagd over zijn zoon en gekregen. Ook in die zaak loopt een hoger beroep, na een vernietiging door de Hoge Raad van de eerdere uitspraak van het Hof, waarin het gezag aan de vader was toegekend.

Ondanks dat er dus nog geen definitieve uitspraak ligt over de voogdij is de vader twee weken geleden naar Suriname gegaan en heeft hij zonder medeweten of toestemming van de grootouders zijn zoontje naar Nederland meegenomen.

Uit de veilige leefomgeving
In de uitspraak van vandaag noemt de voorzieningenrechter dit ontoelaatbare eigenrichting en de wijze waarop de vader zijn actie heeft uitgevoerd acht zij niet in het belang van de minderjarige. Hij is immers uit zijn veilige leefomgeving weggehaald en naar het voor hem nagenoeg onbekende Nederland meegevoerd.

De rechter volgt de vader niet waar deze zegt dat zijn zoontje in de afgelopen twee weken al volledig geworteld is in Nederland. De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor de vader moeilijk te accepteren is dat zijn zoon ver weg woont en nu nog door de grootouders wordt opgevoed, maar geeft hem niet het recht om zo te handelen.

Grootmoeder
De grootmoeder is vorige week naar Nederland gekomen. De rechter heeft bepaald dat het jongetje over een week aan zijn grootouders moet zijn afgegeven, een en ander in samenwerking met de raad voor de kinderbescherming.'



16 oktober 2013
Negen maanden gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling van schilderende man

'De rechtbank Gelderland heeft een 43-jarige man veroordeeld voor poging zware mishandeling van een man die aan het schilderen was. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, opgelegd.

Het slachtoffer dat op de loopbrug van een boot aan de Waalkade in Nijmegen bezig was met schilderwerkzaamheden werd door de man in zijn rug getrapt. Hierdoor viel het slachtoffer ongeveer drie meter naar beneden, waarbij hij gedeeltelijk op de basaltblokken van het talud en gedeeltelijk in het water terechtkwam.

De verdachte moet aan het slachtoffer een geldbedrag van € 1194,00 betalen.'



15 oktober 2013
Gevangenisstraffen voor mensenhandel

'De rechtbank Rotterdam heeft gevangenisstraffen tot 36 maanden opgelegd aan drie mannen die terechtstonden voor mensenhandel. De twee hoofdverdachten werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van 36 respectievelijk 30 maanden, waarvan in beide gevallen 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank acht bewezen dat zij een toen 14-jarig meisje in de prostitutie hebben gebracht. Een van die verdachten heeft zelf ook seks met het meisje gehad. De derde verdachte is veroordeeld tot 480 dagen gevangenisstraf, waarvan 260 dagen voorwaardelijk. Hij is ook veroordeeld voor mensenhandel, maar zijn rol was veel beperkter dan die van de andere twee verdachten.

De gevangenisstraffen zijn beduidend lager dan door het OM was geëist. Dat is omdat de rechtbank een veel kortere periode en ook een kleiner aantal gevallen van gedwongen seks bewezen acht dan waarvan het OM was uitgegaan. De rechtbank sluit niet uit dat het slachtoffer vaker is aangezet tot prostitutiewerkzaamheden maar kan dat op basis van het dossier niet met zekerheid vaststellen.'



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl