Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - juni 2012:


28 juni
Rechtbank: regering mag subsidie slavernij-instituut stopzetten

'De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mocht de rijkssubsidie aan het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) na 2012 stopzetten. Dat heeft de bestuursrechter in Amsterdam vandaag bepaald.

NiNsee heeft sinds haar oprichting steeds subsidie van de rijksoverheid ontvangen. De staatssecretaris van OCW heeft in augustus 2011 NiNsee bericht dat aan haar geen rijkssubsidie meer zal worden verleend. Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris, gezien de noodzaak tot grote bezuinigingen op cultuur, kunnen besluiten om zijn subsidiebeleid te wijzigen. Hierdoor worden erfgoedinstellingen als NiNsee niet langer door het rijk gesubsidieerd.

Toezegging
De toezegging van toenmalig minister Plasterk dat de voortzetting van NiNsee gegarandeerd zou worden - hoe hard die in 2007 wellicht ook leek - hoefde voor de staatssecretaris geen aanleiding te zijn om van dit gewijzigde beleid voor NiNsee af te wijken. Aan deze toezegging kon NiNsee niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de subsidie ook in 2013 nog zou worden verleend. Ook kon NiNsee dit vertrouwen niet ontlenen aan het met de gemeente gesloten Cultuurconvenant of aan de oprichting ten grondslag gelegde intentie van de overheid om een volwaardig expertisecentrum en nationaal symbool voor het Nederlandse slavernijverleden te creëren.

Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris ook een redelijke termijn in acht genomen door het voornemen om de subsidie van NiNsee vanaf 2013 te beëindigen al in augustus 2011 kenbaar te maken.'

28 juni
Terugsturen supporters FC Utrecht niet onrechtmatig

'De beslissing van burgemeester Van der Laan om supporters van FC Utrecht op 28 februari 2010 naar Utrecht terug te sturen was niet onrechtmatig. Dat heeft de rechtbank Amsterdam op 26 juni bepaald.

Op 28 februari 2010 vond in de Amsterdam Arena een voetbalwedstrijd plaats tussen Ajax en FC Utrecht. Om deze wedstrijd bij te wonen zijn ongeveer 650 supporters van FC Utrecht met een combi-ticket met de trein naar Amsterdam gereisd. Na het verlaten van de trein in Amsterdam, maar voorafgaand aan de wedstrijd, heeft burgemeester Van der Laan aan de supporters van FC Utrecht het noodbevel gegeven om Amsterdam te verlaten en met de trein terug te keren naar Utrecht. Dit omdat zij de openbare orde ernstig zouden verstoren door ongewenste spreekkoren aan te heffen en leuzen te roepen. De supporters zijn hierop door de Mobiele Eenheid (ME) teruggedreven naar de trein, die hen weer naar Utrecht bracht.

Vrees ernstige wanorde
De rechtbank heeft de 111 supporters die het noodbevel bij de bestuursrechter hebben aangevochten in het ongelijk gesteld. De rivaliteit tussen de aanhang van Ajax en FC Utrecht en de omstandigheid dat twee weken eerder de wedstrijd tussen Feyenoord en FC Utrecht was gestaakt vanwege spreekkoren van FC Utrechtsupporters, maakten dat de burgemeester kon en mocht vrezen voor het ontstaan van ernstige wanorde. De burgemeester was dan ook bevoegd om een noodbevel te geven. Er waren volgens de rechtbank geen minder verstrekkende maatregelen voorhanden om de verboden spreekkoren te stoppen en (verdere) escalatie te voorkomen.

Het terugsturen van alle supporters en niet slechts een deel van hen, acht de rechtbank niet disproportioneel. Het was in de gegeven omstandigheden ondoenlijk om te bepalen wie precies degenen waren die de discriminerende liederen zongen en hen op dat moment uit de groep van ongeveer 650 supporters te isoleren. Ook waren de supporters voldoende gewaarschuwd. Daarbij is meermalen meegedeeld dat geweld zou worden gebruikt als de supporters geen gevolg zouden geven aan het noodbevel.'

27 juni
BMX-ster verliest kort geding om deelname Spelen

'BMX-ster Lieke Klaus heeft een kort geding waarin zij eiste alsnog voorgedragen te worden voor deelname aan de Olympische Spelen, verloren. De rechter oordeelde vandaag (woensdag 27 juni) in een kort geding dat er geen grond is om de voordracht van haar concurrente Laura Smulders ongedaan te maken. Er mag één BMX-ster namens Nederland meedoen aan de Spelen.

Klaus vond de interne selectieprocedure van wielerbond KNWU niet eerlijk. Op een interne ranking van wielerbond KNWU werden scores over een aantal vooraf geselecteerde fietscrosses bijgehouden. Op die ranking scoorde Klaus één punt hoger dan Smulders. De regels van de KNWU bepalen dat de hoogste genoteerde sporter in dat geval wordt voorgedragen. In de regels staat echter ook dat de bondscoach op basis van de 'dan geldende internationale verhoudingen' één voordracht mag doen.

De bond heeft met een beroep op deze laatste clausule Smulders voorgedragen. Smulders staat zowel op de ranglijst van de UCI als die van de World Cup aanzienlijk hoger genoteerd dan Klaus. Bovendien blijkt uit de uitslagen die zijn opgenomen in de interne ranking, dat Smulders in wedstrijden al bijna een jaar (ruim) voor Klaus finisht.

Omdat Smulders internationaal momenteel dus veel beter presteert dan Klaus, oordeelde de rechter dat de KNWU mocht afwijken van de interne ranking en Smulders mocht voordragen.'

27 juni
Bestemmingsplan voor Sauna Drôme in Putten nog steeds niet in orde

'De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft voor de derde keer de provinciale goedkeuring van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' van de gemeente Putten gedeeltelijk vernietigd. Het deel dat wederom is vernietigd heeft betrekking op sauna- en beautycentrum Sauna Drôme aan de Tolweg en de Poolseweg in Putten. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (27 juni 2012) in een zaak die een vastgoedbedrijf en twee omwonenden tegen de provincie Gelderland hadden aangespannen. Zij zijn het er niet mee eens dat het gedeeltelijk illegaal gebouwde saunacentrum door het provinciebestuur gelegaliseerd wordt. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Eerdere goedkeuringsbesluiten
In februari 2008 vernietigde de Raad van State het eerste goedkeuringsbesluit van de provincie voor Sauna Drôme, omdat de provincie Gelderland beter had moeten motiveren waarom het illegaal gebouwde deel van het saunacentrum toch gelegaliseerd kon worden. Ook had het provinciebestuur meer aandacht moeten besteden aan de vraag of een extra uitbreiding van het saunacentrum noodzakelijk was, zeker met het oog op het nabijgelegen beschermde natuurgebied de Veluwe. Ook aan het tweede goedkeuringsbesluit dat de provincie vervolgens in september 2009 had genomen, ontbrak een goede motivering, zo oordeelde de Raad van State in een uitspraak van oktober 2010.

Derde goedkeuringsbesluit
In het derde goedkeuringsbesluit van september 2011 heeft het provinciebestuur wederom ingestemd met het saunacentrum en de uitbreiding daarvan. Naar het oordeel van de Raad van State heeft het provinciebestuur onterecht getoetst aan het provinciale beleid uit 1996, in plaats van aan het provinciale beleid dat sinds 2005 van toepassing is. Hierbij heeft het provinciebestuur weer onterecht de illegale uitbreiding van het saunacentrum gelegaliseerd. Daarnaast had het provinciebestuur rekening moeten houden met het feit dat het saunacentrum sinds 2009 deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur, aldus de hoogste bestuursrechter.

Dwangsom
De Raad van State heeft het provinciebestuur in de uitspraak opgedragen binnen twintig weken opnieuw een besluit te nemen 'met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen'. Mocht het provinciebestuur deze termijn van twintig weken overschrijden dan moet het provinciebestuur een dwangsom betalen.'

27 juni
Aanwijzingsbesluit vliegveld Maastricht in stand gelaten

'De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het zogenoemde aanwijzingsbesluit voor vliegveld Maastricht Aachen Airport in stand gelaten. Dit blijkt uit een uitspraak van vandaag (27 juni 2012). In oktober 2011 stemden de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu opnieuw in met het verruimen van de geluidszones rondom het vliegveld. Onder meer de gemeenteraad van Meerssen en Camping Oriëntal hadden de Raad van State gevraagd dit nieuwe besluit te vernietigen. Tegen de uitspraak van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.

Het is niet de eerste keer dat de Raad van State zich over de ontwikkeling van vliegveld Maastricht Aachen Airport uitspreekt. De toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat nam in december 2004 al een besluit over de indeling en het gebruik van het vliegveld, maar de Raad van State vernietigde dat besluit in februari 2008.

Geluid
Camping Oriëntal vreest dat recreanten haar camping zullen mijden als gevolg van de toename van de geluidsoverlast van het vliegveld. Naar het oordeel van de Raad van State is de toename van de geluidsbelasting niet zo groot dat de minister aan het bedrijfsbelang van de camping meer gewicht had moeten toekennen dan aan het belang bij de ontwikkeling van het vliegveld. Daarbij heeft de hoogste bestuursrechter in aanmerking genomen dat de camping op meer dan drie kilometer van de geluidszone van het vliegveld ligt en dat vliegtuigen op die locatie op een hoogte van meer dan 3.000 voet overvliegen.

Schadevergoeding
Wel heeft de Raad van State geoordeeld dat de gehele procedure rondom de aanwijzing van het vliegveld ruim vier jaar te lang heeft geduurd. Daarom moet het ministerie de camping een schadevergoeding betalen van € 4.500.

Gemeente Meerssen niet-ontvankelijk
De Raad van State heeft het beroep van de gemeente Meerssen niet-ontvankelijk verklaard. In de Crisis- en herstelwet is bepaald dat overheden onderling niet tegen elkaars besluiten kunnen procederen. Daarom was het voor de gemeente Meerssen niet mogelijk om beroep in te stellen tegen het aanwijzingsbesluit.

Regionale economie
Met het nieuwe aanwijzingsbesluit zijn de geluidszones rondom het vliegveld verruimd. Hierdoor kunnen er meer vliegtuigen opstijgen en landen. Volgens de minister en de staatssecretaris is de ontwikkeling van vliegveld Maastricht Aachen Airport van belang voor de regionale economie.'

27 juni
Rechtbank verbiedt en ontbindt Vereniging Martijn

'Vereniging Martijn wordt verboden en ontbonden. Dat is de uitspraak van de rechtbank Assen (sector civiel recht) op een daartoe strekkend verzoek van het Openbaar Ministerie. De mondelinge behandeling van dit verzoek vond plaats op 16 mei 2012.

Uit de uitingen op de website van Vereniging Martijn en de opvattingen die haar bestuursleden openbaar maken, blijkt volgens de rechtbank dat de vereniging voor haar leden de mogelijkheid nastreeft om seksueel contact met kinderen te kunnen hebben. Dat seksuele contact wordt verheerlijkt en voorgesteld als iets dat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank vormt dat streven een ernstige inbreuk op de binnen onze samenleving geldende fundamentele waarden en druist het in tegen onze rechtsorde. Vereniging Martijn tast daarmee de rechten van kinderen aan, terwijl de bescherming van de seksuele integriteit onmiskenbaar één van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde vormt. Daarbij wijst de rechtbank op het bestaan van zedenwetgeving ter bescherming van de seksuele integriteit van kinderen, die niet weerbaar zijn en onvoldoende weerstand kunnen bieden aan volwassenen die seksuele wensen openbaren.

Al met al oordeelt de rechtbank dat de activiteiten van Martijn in strijd zijn met de openbare orde. Daarom wordt de vereniging verboden en ontbonden. De rechtbank benoemt een vereffenaar om het vermogen van de vereniging af te wikkelen en verklaart haar beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat een eventueel hoger beroep geen schorsende werking heeft.'

27 juni
Staatssecretaris Financiën mocht ambtenaar Belastingdienst op staande voet ontslaan

'De staatssecretaris van Financiën heeft een vrouw uit Helmond terecht ontslagen na een arbeidsgeschil met de Belastingdienst. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch vandaag geoordeeld.

De staatssecretaris van Financiën besloot de vrouw in maart 2012 op staande voet te ontslaan bij de Belastingdienst naar aanleiding van onderzoek door de FIOD-ECD. De vrouw vroeg de bestuursrechter op 16 mei een voorlopige voorziening te treffen en haar weer aan het werk te laten gaan. Na aanvang van de behandeling op 5 juni is de bestuursrechter die de zaak behandelde gewraakt. Nadat het wrakingsverzoek is toegewezen, is de inhoudelijke behandeling overgenomen door een andere bestuursrechter.

Standpunt staatssecretaris
Volgens de staatssecretaris heeft de vrouw de geheimhoudingsplicht geschonden door de inhoud van een interne memo per sms aan een belastingplichtige door te spelen en maakte ze ten onrechte gebruik van de bevoegdheid als medewerker van de Belastingdienst om niet zakelijke redenen de systemen te raadplegen. Daarnaast heeft ze fiscale werkzaamheden verricht voor derden, zonder dat aan haar werkgever te melden. De gedragingen van de vrouw hebben zo ernstig inbreuk gemaakt op haar integriteit en betrouwbaarheid, dat het onvoorwaardelijk ontslag evenredig is aan het verweten plichtsverzuim.

Standpunt vrouw
Volgens de vrouw is het strafontslag onevenredig en heeft de staatssecretaris het besluit onvoldoende gemotiveerd. De vrouw voerde onder meer aan dat ze geen direct voordeel had bij het doorsturen van de informatie uit de memo en dat ze niet uit nieuwsgierigheid maar uit behulpzaamheid in de systemen keek. Daarnaast zou de staatssecretaris slechts in algemene zin voorlichting hebben gegeven over verboden gedragingen, zodat ze niet wist dat haar gedragingen tot ontslag zouden leiden.

Oordeel rechtbank
Volgens de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris zijn besluit voldoende en op basis van zorgvuldig onderzoek gemotiveerd. Daarnaast heeft de staatssecretaris voldoende aannemelijk gemaakt dat ambtenaren bij de Belastingdienst regelmatig voorlichting krijgen, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het schenden van de geheimhoudingsplicht tot strafontslag leidt.

Over de per sms doorgespeelde informatie oordeelt de voorzieningenrechter dat er sprake is van ernstig plichtsverzuim. Deze gedraging rechtvaardigt op zichzelf al de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag. Van een Belastingdienstmedewerker mag te allen tijde worden verwacht zich te onthouden van het verstrekken van informatie over een onderzoek bij een belastingplichtige. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de vrouw door de sms te sturen de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Daar komt nog bij dat de vrouw de belastingaangiftes voor familie, vrienden en anderen heeft verzorgd, zonder hiervan melding te doen bij haar werkgever en dat ze voor privédoeleinden informatie heeft geraadpleegd in de systemen van de Belastingdienst. De bestuursrechter vindt de gedragingen van de vrouw zo ernstig dat de staatssecretaris de vrouw op staande voet mocht ontslaan en wijst het verzoek af om een voorlopige voorziening te treffen.'

26 juni
Vorderingen marathonloopster afgewezen

'Miranda Boonstra is een marathonloopster die heeft geprobeerd zich te kwalificeren voor de marathon op de Olympische Spelen 2012 in Londen. Zij heeft de door NOC*NSF vastgestelde limiet echter op acht seconden niet gehaald. De Atletiekunie heeft Boonstra desondanks voorgedragen voor uitzending naar de Olympische Spelen, maar NOC*NSF heeft deze voordracht afgewezen.

Rechtszaak
In kort geding heeft Boonstra van NOC*NSF gevorderd haar alsnog aan te wijzen als deelneemster van de marathon op de Olympische Spelen en haar daarvoor tijdig aan te melden bij de bevoegde instanties.

Olympische limiet
Volgens Boonstra is de Olympische limiet van de marathon niet volgens de reglementen en statuten van NOC*NSF tot stand gekomen en bovendien niet zorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast is het besluit van NOC*NSF om Boonstra niet naar de Olympische Spelen uit te zenden volgens Boonstra in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem heeft de vorderingen van Boonstra afgewezen.'

26 juni
Hoge Raad wijst herzieningsverzoek vuurwerkramp af

'De Hoge Raad ziet geen aanleiding tot herziening in de zaak van één van de oud-directeuren van SE Fireworks, Rudi B.

Bij de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei in 2000 kwamen opslagruimten vol vuurwerk van het bedrijf SE Fireworks tot ontploffing. Een reeks van ontploffingen vernietigde de woonwijk Roombeek. Hierbij kwamen 23 mensen om het leven, raakten 950 mensen gewond en werden 200 woningen weggevaagd.

Een van de oud-directeuren van SE Fireworks Rudi B. werd in 2003 in hoger beroep veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en een geldboete wegens het overtreden van milieuwetten en dood door schuld. (LJN AF8393). De Hoge Raad liet deze uitspraak in 2005 in stand (LJN AP8469).

Rudi B. (vertegenwoordigd door mr. J. Peters, advocaat in Amersfoort) draagt drie gronden aan voor herziening. Die hebben betrekking op de opdracht van de onderzoeksleider tot vernietiging van tapgesprekken uit 2000 en op vermeend (vorm-)verzuim en onzorgvuldig en onrechtmatig handelen in het opsporingsonderzoek tegen de toenmalige verdachte A. de V. dat naar voren zou komen in een rapport van het Bureau Interne Zaken (BIZ) van de politie Gelderland-Midden uit 2003 en in een brief van het BIZ-team aan de Tweede Kamer uit 2005. Volgens het herzieningverzoek zouden deze omstandigheden hebben moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.

De Hoge Raad oordeelt dat geen van de aangedragen gronden tot niet-ontvankelijkheid van het OM had kunnen leiden.

Op geen enkel moment is tijdens de behandeling van de zaak bij de hof het verzoek gedaan de inhoud van de afgeluisterde gesprekken aan het dossier toe te voegen. De aanname dat verzuimen en onrechtmatigheden in het onderzoek tegen de toenmalige verdachte A. de V. zich ook zouden hebben voorgedaan in het onderzoek tegen Rudi B. vindt de Hoge Raad speculatief. Vormverzuim kan slechts in uitzonderlijke gevallen tot niet-ontvankelijkheid van het OM leiden. Dat vormverzuim moet dan bovendien hebben plaatsgevonden in de zaak van de aanvrager zelf en dat is hier niet het geval.'

26 juni
Geen rechter van Srebrenica-zaak gehaald om uitspraak te beïnvloeden

'In de ‘Srebrenica-zaak’ is tijdens het proces in eerste aanleg niet één van de rechters van deze zaak afgehaald om de uitkomst ervan te beïnvloeden. Dat is de conclusie van het gerechtshof in Den Haag in het eindarrest van 26 juni 2012.

In de ‘Srebrenica-zaak’ heeft het Haagse gerechtshof op 5 juli 2011 uitspraak gedaan over de vraag of de Staat aansprakelijk is voor de dood van drie moslimmannen uit Srebrenica (de elektricien van Dutchbat, de broer van de tolk van Dutchbat en de vader van de tolk). Deze mannen hadden hun toevlucht gezocht tot de compound van Dutchbat, maar zijn nadien door de Bosnische-Serviërs onder generaal Mladic vermoord. Het hof oordeelde dat Dutchbat de elektricien en de broer van de tolk niet van de compound had mogen afsturen en had moeten voorzien dat de vader van de tolk zijn zoon zou volgen. Om die reden achtte het hof de Staat aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van deze mannen hebben geleden.

De uitspraak van 5 juli 2011 was nog geen einduitspraak, omdat het hof nog een ander verwijt van de nabestaanden van de vermoorde mannen moest onderzoeken. De nabestaanden waren het er namelijk niet mee eens dat mr. B.C. Punt niet aan het eindvonnis van de rechtbank had meegewerkt. Hij had als rechter in de rechtbank in het door de nabestaanden verzochte voorlopig getuigenverhoor getuigen gehoord en een comparitie van partijen voorgezeten. De nabestaanden hebben het vermoeden uitgesproken dat mr. Punt ‘van de zaak is gehaald’, omdat hij zich tijdens die comparitie ongunstig jegens de Staat had uitgelaten. Zij wilden hierover getuigen horen.

Het hof heeft over deze kwestie getuigen gehoord. Dit waren merendeels rechters die indertijd bij de behandeling van deze zaak bij de rechtbank betrokken waren.

Hetgeen de getuigen hebben verklaard komt op het volgende neer. Op de afdeling van de rechtbank die voorlopige getuigenverhoren behandelde was gebrek aan mankracht. Daarom was mr. Punt, die op een andere afdeling werkzaam was, gevraagd een deel van de voorlopige getuigenverhoren voor zijn rekening te nemen. Mr. Punt heeft vervolgens de comparitie van partijen voorgezeten in de zaak van één van de twee vermoorde mannen, omdat hij mogelijkheden meende te zien om deze zaak in der minne te regelen. Toen dit laatste niet was gelukt, heeft hij zich, mede gezien zijn leeftijd en de omstandigheid dat hij parttime was gaan werken, geconcentreerd op zijn eigen zaken op zijn eigen afdeling en dus niet aan de verdere berechting van de Srebrenica-zaken deelgenomen.

Het hof is op grond van de door deze getuigen onder ede afgelegde verklaringen tot de conclusie gekomen dat het verwijt van de nabestaanden op dit punt niet is bewezen en daarom ongegrond is.'

26 juni
Elektronische sigaretten zijn geen geneesmiddelen

'De Nederlandse Staat mag de elektronische sigaretten van de United Tabacco Vapor Group (UTVG) niet als geneesmiddelen aanmerken. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag op 26 juni 2012 in een hoger beroep van een kort geding bepaald. Het hof oordeelt dat de Staat onrechtmatig handelt door de elektronische sigaretten, ook wel ‘e-sigaretten’ genoemd, van UTVG als geneesmiddel aan te merken.

Het hof heeft bij het oordeel in deze zaak onder meer meegewogen dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs bestaat dat de e-sigaret van UTVG een noemenswaardig farmacologisch effect heeft op de fysiologische functies van de mens. Verder acht het hof aannemelijk geworden dat de (door UTVG niet als geneesmiddel gepresenteerde) e-sigaret door de consument wordt gebruikt als genotmiddel, náást dan wel als substituut voor de gewone sigaret.

Nu van een geneesmiddel geen sprake is, kan UTVG zonder vergunning van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen haar e-sigaretten (van de merken Flavor Vapes, Vape Master, Premium, Envy en Wanna Vape) in Nederland invoeren en verhandelen.'

22 juni
NEN-normen niet vrij van auteursrecht

'Kern van de uitspraak
De door het Nederlands Normalisatieinstituut tot stand gebrachte NEN-normen zijn geen door de overheid uitgevaardigde algemeen verbindende voorschriften en zijn daarom niet vrij van auteursrecht.

Achtergrond
Knooble B.V. stelt via haar website informatie beschikbaar die van nut is voor het voorbereiden en uitvoeren van bouwprojecten. Het Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI), een particuliere stichting, brengt ten behoeve van de normalisatie normen tot stand, zogenoemde NEN-normen, onder meer op het terrein van de bouw. Het Bouwbesluit, dat op de Woningwet berust en bouwvoorschriften bevat, verwijst op veel plaatsen naar die NEN-normen. De NEN-normen voor de bouw kunnen worden ingezien op het kantoor van het NNI en zij kunnen ook tegen betaling bij het NNI worden verkregen. Knooble vindt echter dat die NEN-normen haar gratis of tegen een redelijke vergoeding ter beschikking moeten worden gesteld. Het NNI weigert dat omdat zij vindt dat zij het auteursrecht heeft op deze NEN-normen. Knooble meent dat geen auteursrecht rust op de NEN-normen voor de bouw omdat zij deel uitmaken van de Woningwet en het Bouwbesluit doordat de voorschriften daarvan naar die normen verwijzen. Daarvoor doet Knooble een beroep op artikel 11 van de Auteurswet dat bepaalt dat geen auteursrecht bestaat op door de overheid uitgevaardigde wetten, besluiten en verordeningen (dat zijn algemeen verbindende voorschriften in de zin van artikel 89 lid 4 van de Grondwet).

De procedure bij het hof
De rechtbank was van oordeel dat de NEN-normen niet algemeen verbindend zijn omdat zij niet op de door de wet voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Daarom rust volgens de rechtbank auteursrecht op de normen. Het hof vond dat de NEN-normen weliswaar door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit publiekrechtelijk algemeen geldende normen zijn, maar geen algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet, omdat ze niet zijn uitgevaardigd door de regelgevende overheid maar door een private organisatie. Verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar deze normen maakt dat niet anders.

De procedure bij de Hoge Raad
Knooble heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld bij de Hoge Raad (advocaat mr. M.E. Gelpke in Den Haag). De Staat en het NNI hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep (advocaten mrs. M.W. Scheltema en S.M. Kingma in Den Haag voor de Staat en mr. P.A. Ruig in Den Haag voor het NNI).

Op 30 maart 2012 heeft de advocaat-generaal mr. F.F. Langemeijer de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof Den Haag in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad volgt dit advies. Hij oordeelt dat het NNI niet bevoegd is om algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet uit te vaardigen. Die bevoegdheid krijgt het NNI ook niet door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar de NEN-normen. Deze normen kunnen daarom niet worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 11 van de Auteurswet. De NEN-normen zijn dan ook niet op grond van dat artikel vrij van auteursrechten.

De Raad van State oordeelde op 2 februari 2011 eveneens dat NEN-normen geen algemeen verbindende voorschriften zijn (LJN BP2750).

Gevolgen van de uitspraak
De zaak is hiermee geëindigd. De afwijzing van de vorderingen van Knooble is onherroepelijk geworden.'

21 juni
Waterschap moet verhaal schoonmaakkosten op Chemie-Pack heroverwegen

'Het waterschap Brabantse Delta mag niet zonder meer alle kosten voor het schoonmaken van de vervuilde sloten na de grote brand in Moerdijk op Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. verhalen. Dat heeft de bestuursrechter in Breda geoordeeld in een geschil tussen het waterschap en de eigenaar van het perceel en de opstallen van Chemie-Pack. Volgens de rechtbank heeft het waterschap onvoldoende aannemelijk gemaakt dat alle werkzaamheden zo spoedeisend waren dat het waterschap ze meteen mocht (laten) uitvoeren voor rekening van Chemie-Pack, zonder het bedrijf eerst de mogelijkheid te bieden om zelf maatregelen te treffen èn zonder voorafgaand besluit.

Schoonmaken sloten
Het waterschap Brabantse Delta heeft direct na de ramp op 5 januari 2011 de sloten rondom Chemie-Pack, waarin bluswater vermengd met chemicaliën was gestroomd, afgedamd en laten leegpompen. In de periode daarna zijn de bodem en oevers van de sloten afgegraven en pompen geplaatst voor nazuivering van het water. Het verontreinigde water en de verontreinigde grond zijn afgevoerd en verwerkt. De kosten van deze maatregelen, in totaal ruim 11 miljoen euro, wil het waterschap verhalen op Chemie-Pack.

Acute dreiging milieuramp
De kritiek van de rechtbank gaat vooral over de periode na 9 januari 2011, toen de sloten waren afgedamd en leeggepompt en een start werd gemaakt met het afgraven van de oevers en de bodem van de sloten. Het waterschap heeft onvoldoende onderbouwd dat er toen nog steeds een acute dreiging van een milieuramp bestond.

Zo’n dreiging bestond, naar het oordeel van de rechtbank, overigens wel in de periode van 5 tot en met 9 januari 2011. De kosten die het waterschap in die periode heeft gemaakt, kunnen in principe worden verhaald op Chemie-Pack.

De rechtbank vindt daarnaast dat het waterschap onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke maatregelen precies zijn getroffen en welke kosten precies zijn gemaakt voor welke maatregelen.

Chemie-Pack overtreder van lozingsverbod
Chemie-Pack heeft betoogd dat niet zij, maar de brandweer moet worden beschouwd als overtreder van het verbod om gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater te brengen. De rechtbank is echter van oordeel dat de bluswerkzaamheden moeten worden geacht te zijn verricht in opdracht - en ten behoeve - van Chemie-Pack. Gelet op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid van februari 2012 is niet staande te houden dat Chemie-Pack geen enkele blaam treft bij het ontstaan van de brand. De rechtbank laat daarom verder in het midden of er bij de bluswerkzaamheden door de brandweer fouten zijn gemaakt.

Twee vennootschappen
Naast Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. had ook Chemie-Pack Nederland B.V., de exploitant van het chemisch bedrijf, beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het kostenverhaal door het waterschap. Chemie-Pack Nederland is inmiddels failliet gegaan. De curator heeft de procedure voortgezet. De curator heeft alleen betwist dat Chemie-Pack Nederland B.V. als overtreder moet worden aangemerkt. Daarom heeft de bestuursrechter dat beroep ongegrond verklaard.

Bestuursdwang
In deze zaak gaat het om het toepassen van zogenoemde bestuursdwang door een overheidsinstantie. Het doel van bestuursdwang is om de overtreder van een wettelijk voorschrift, hier het zonder vergunning lozen van schadelijke stoffen in het oppervlaktewater, te bewegen deze overtreding ongedaan te maken. Als dat niet lukt of daarop niet gewacht kan worden, kan de overheid de overtreding zelf ongedaan maken. In dat geval worden in het algemeen de kosten op de overtreder verhaald.'

19 juni
Gevangenisstraf voor onder meer poging tot doodslag op agent

'De rechtbank Maastricht heeft een 25-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden voor poging tot doodslag op een agent, bedreiging van een andere agent en opzetheling van een auto. Op 7 september 2011 werd de man, rijdend in een gestolen auto, door de politie klem gereden. Hierop reed hij eerst in op een agent die ternauwernood kon wegspringen. Vervolgens reed hij met de auto dreigend in de richting van een andere agent. De situatie was dermate dreigend dat door enkele politieagenten werd geschoten. Na een achtervolging werd de man uiteindelijk in België aangehouden.

De poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling, dan wel bedreiging van een derde agent acht de rechtbank niet bewezen.'

19 juni
Twee jaar gevangenisstraf voor zware kindermishandeling

'De rechtbank heeft een 26-jarige man uit Lelystad veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk voor zware kindermishandeling. Gedurende de proeftijd van drie jaar zal de man zich onder meer onder behandeling moeten laten stellen van De Waag voor zijn agressieprobleem. De moeder van de mishandelde jongen is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 200 uur voor medeplichtigheid aan de mishandeling.

Ontkennende verdachten
De man werd verdacht van zware mishandeling van zijn stiefzoon van destijds deels drie en deels vier jaar. De mishandelingen kwamen aan het licht toen een medewerker van Bureau Jeugdzorg Flevoland aangifte deed van mishandeling van de kleuter. Zowel de stiefvader als de moeder van het kind hebben alle betrokkenheid ontkend. Volgens hen deed het kind het zichzelf aan.

Zware mishandeling door stiefvader
De rechtbank acht bewezen dat de man twee maal een polsbreuk heeft veroorzaakt bij het kind. Bij de eerste polsbreuk was sprake van zware mishandeling omdat medisch ingrijpen noodzakelijk was voor het herstel. Daarnaast staat voor de rechtbank vast dat verdachte Vicks in de ogen van de kleuter heeft gesmeerd en dat hij hem meermalen heeft geslagen.

Het wordt verdachte zwaar aangerekend dat hij het slachtoffer, dat deel uitmaakte van zijn gezin, meerdere malen heeft mishandeld over een periode van negen maanden. Verdachte heeft daarmee het grondrecht geschonden van een kind om te worden beschermd tegen mishandeling en verwaarlozing.

Onaanvaardbaar
De rechtbank is van oordeel dat de moeder wetenschap had van de mishandelingen van haar kind, bestaande uit het toebrengen van een bijtwond in de bovenarm, het smeren van Vicks in de ogen en het meermalen slaan. Het wordt de moeder zwaar aangerekend dat zij desondanks haar partner er niet van heeft weerhouden haar minderjarige zoon meerdere malen (ernstig) te mishandelen. De moeder heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor het handelen door haar partner en heeft zich passief opgesteld. Een kind moet echter juist volledig op zijn moeder kunnen vertrouwen en behoort zich bij haar veilig te voelen.'

19 juni
Rabo Wielerploegen B.V. moet bewijs leveren in zaak Rasmussen

'Rabo Wielerploegen B.V. moet bewijs leveren dat zij pas op 25 juli 2007 en niet eerder bekend werd met het feit dat de wielrenner Rasmussen onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007.

Dat heeft het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, vandaag in hoger beroep in een tussenarrest bepaald.

Rabo heeft Rasmussen op 26 juli 2007 op staande voet ontslagen, omdat hij - kort gezegd- in strijd met de geldende regels (van UCI en zijn arbeidsovereenkomst) belangrijke onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 heeft verstrekt. Hij heeft verklaard dat hij voorafgaande aan de door Rabo (in de periode van 25 tot en met 29 juni 2007) georganiseerde training in de Pyreneeën, in Mexico verbleef om zich op de Tour de France voor te bereiden, terwijl dit ten aanzien van tenminste één dag (13 juni 2007) niet het geval was.

Bij de rechtbank (sector kanton)
Rasmussen heeft dit ontslag aangevochten bij de kantonrechter te Utrecht. De kantonrechter heeft in een vonnis van 2 juli 2008 (rechtspraak.nl LJN BD6001) geoordeeld dat Rabo Rasmussen niet onverwijld op staande voet heeft ontslagen en heeft aan Rasmussen een bedrag van € 715.000,- terzake van loon en schadevergoeding toegekend. Zowel Rasmussen als Rabo zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.

Het hoger beroep
Ook het hof moet de vraag beantwoorden of Rabo het ontslag op staande voet aan Rasmussen ‘onverwijld’ heeft gegeven.

Standpunt Rabo
Kern van het standpunt van Rabo dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, is dat zij pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat Rasmussen onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt, zoals hiervoor vermeld.

Volgens Rabo heeft Rasmussen op verschillende tijdstippen zowel vóór als na de schriftelijke waarschuwing van UCI van 29 juni 2007 gelogen over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 en heeft hij uitdrukkelijk aan Rabo (De Rooij, Breukink en Leinders) en haar advocaat mr. H.J. Knijff meegedeeld dat hij, voorafgaande aan de door Rabo (in de periode van 25 tot en met 29 juni 2007) georganiseerde training in de Pyreneeën, in Mexico verbleef om zich op de Tour de France voor te bereiden.

Op 25 juli 2007 bleek dat dit ten aanzien van tenminste één dag niet het geval was. Op die datum werd (publiekelijk) bekend dat Rasmussen op 13 juni 2007 door de Italiaanse journalist Davide Cassani in de Dolomieten was gezien.

Standpunt Rasmussen
Kern van het standpunt van Rasmussen is dat Rabo op grond van verschillende omstandigheden in ieder geval op 3 juli 2007 wist, althans had kunnen weten, dat de door Rasmussen aan UCI verstrekte informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007, niet juist was. Gelet hierop was de bekendwording (publiekelijk) op 25 juli 2007 dat Rasmussen op 13 juni 2007 door Cassani in de Dolomieten was gezien dan ook geen nieuw feit. Indien Rabo Rasmussen op staande voet had willen ontslaan, had zij dat op 3 juli 2007 moeten doen en niet pas op 26 juli 2007.

Beslissing hof
Uit het voorgaande blijkt dat partijen van mening verschillen over de vraag wanneer Rabo bekend was met de onjuiste informatie die Rasmussen ten aanzien van zijn verblijf in Mexico had verstrekt. Daarom laat het hof Rabo toe te bewijzen dat het ontslag op staande voet van Rasmussen op 26 juli 2007 'onverwijld' is gegeven. In het bijzonder gaat het daarbij dan om de vraag of juist is dat Rabo pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit Rasmussen onjuiste informatie had verstrekt met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007.

Indien Rabo dit bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, zullen de getuigenverhoren ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof plaatsvinden. Datum en tijdstip voor deze (eventuele) zitting moeten nog door het hof bepaald worden.'

18 juni
Jeugddetentie voor gooien stenen vanaf viaduct en plaatsen voorwerpen op snelweg

'De rechtbank ‘s-Hertogenbosch heeft twee jongens veroordeeld tot jeugddetentie voor het gooien van onder meer stenen vanaf een viaduct in Someren. Ze plaatsten ook takken en een driewieler op de snelweg bij Asten. De 14-jarige jongen uit Deurne krijgt 180 dagen jeugddetentie opgelegd waarvan 103 dagen voorwaardelijk. De 16-jarige jongen uit Asten is veroordeeld tot een werkstraf van zestig uur en vier maanden voorwaardelijke jeugddetentie. Daarnaast moeten ze een schadevergoeding betalen van ruim 2800 euro.

De jongens gooiden op 11, 27 en 28 december 2011 onder meer stenen, takken en zakken vanaf een viaduct op de N266 bij Someren. Daarnaast legden ze takken en een driewieler op de A67 in de gemeente Asten. Doordat auto’s met een hoge snelheid deze voorwerpen niet meer konden ontwijken, zijn er fikse schades ontstaan. Volgens de rechtbank was er een aanmerkelijke kans dat hun handelen zou leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers in de auto’s. De verdachten hebben deze kansen bewust aanvaard en op de koop toe genomen.

Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank onder meer rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachten en de grote materiële schade. Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachten aan dat zij met hun handelen angst en schrik hebben veroorzaakt bij de automobilisten en hun passagiers.

Gelet op de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank een forse straf in de vorm van jeugddetentie het uitgangspunt, maar de rechtbank legt (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op vanwege onder andere de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachten. Bij de 16-jarige jongen weegt verder mee dat bij hem sprake is van een autistische stoornis en hij niet het initiatief nam tot het plegen van de feiten. In het geval van de 14-jarige jongen is het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer dan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten gezien de noodzaak tot behandeling.

Tijdens de proeftijd van twee jaren krijgen de jongens reclasseringstoezicht opgelegd en moeten ze voor hun problemen behandeld worden.'

18 juni
Peter R. de Vries hoeft dwangsom niet te betalen

'Misdaadverslaggever Peter R. de Vries hoeft geen dwangsom van een half miljoen euro te betalen. Het eenmalig noemen van de naam van een persoon die anoniem moest blijven, levert geen overtreding op van het verbod dat het Gerechtshof De Vries had opgelegd. Dat heeft de voorzieningenrechter in Amsterdam vandaag bepaald.

Verborgen camera
In februari van dit jaar sprak journalist Peter R. de Vries op zijn kantoor met twee personen die opdracht zouden hebben gekregen een huurmoord te plegen. Deze twee personen, die zeiden nooit van plan te zijn geweest de huurmoord uit te voeren, wilden hun verhaal te koop aanbieden aan De Vries. De Vries heeft de gesprekken met deze twee personen met een verborgen camera opgenomen en aangegeven deze opnamen in een uitzending op televisie te willen uitzenden.

De twee personen eisten dat De Vries de opnamen van hun gesprekken niet mocht uitzenden. Het Gerechtshof in Amsterdam bepaalde dat De Vries deze opnamen inderdaad niet mocht uitzenden, tenzij het gezicht en de romp van de personen onherkenbaar zouden worden gemaakt en hun voor- en achternamen zouden worden vervangen door fictieve namen. Op naleving van dit verbod stelde het Gerechtshof een maximale dwangsom van 500.000 euro.

Fictieve naam
Tijdens de uitzending van 27 mei 2012 werd aandacht besteed aan de voorgenomen huurmoord. Daar werd eenmaal een andere naam genoemd dan de fictieve naam ‘Jack’ die voor een van de twee personen was verzonnen. Daarop eisten de twee personen in kort gedingdat Peter R. de Vries de dwangsom moest betalen.

De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat De Vries, die verder alleen de fictieve namen heeft gebruikt, een vergissing heeft gemaakt. Bovendien had het verbod van het Gerechtshof volgens de voorzieningenrechter tot doel de privacy van de twee personen te beschermen tegen herkenning door het algemene publiek. Die bescherming is volgens de kortgedingrechter met de eenmalige vermelding van een andere naam dan de fictieve naam niet geschonden. De Vries hoeft de dwangsom daarom niet te betalen.'

15 juni
OM in cassatie tegen uitspraak Nijmeegse scooterzaak

'Het Openbaar Ministerie (OM) gaat in cassatie tegen de vrijspraak van het hof Arnhem in de Nijmeegse scooterzaak. Het hof sprak twee mannen, die op de vlucht voor de politie een voetganger doodreden, vrij. Het OM vindt de uitspraak van het hof onvoldoende onderbouwd.

Wat ging er aan vooraf?
De twee mannen wilden in januari 2010 een hotel in Nijmegen overvallen. Toen ze politie zagen, sloegen ze met een gestolen motorscooter op de vlucht. Bij een wilde achtervolging door de stad reden zij een overstekende voetganger aan, die later bezweek aan zijn verwondingen. De rechtbank Arnhem veroordeelde een van de verdachten tot acht jaar cel wegens - onder meer - doodslag, maar sprak de ander daarvan vrij. De eerste verdachte ging tegen zijn veroordeling in beroep, bewerend dat niet hij, maar de andere verdachte de scooter had bestuurd.

Nauwe samenwerking
Het hof sprak beide verdachten vrij omdat niet duidelijk was wie de motorscooter had bestuurd tijdens de vlucht. Het OM is van mening dat beide verdachten strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor de dodelijke aanrijding. Zij zouden dus beiden veroordeeld moeten worden voor het medeplegen van doodslag of dood door schuld.

Het hof vond daar geen bewijs voor. Er is geen bewijs gevonden voor een nauwe samenwerking of overleg tussen de verdachten. Bovendien is er volgens het hof geen sprake van volstrekte inwisselbaarheid van de rollen van bestuurder en bijrijder.

Cassatie
Het OM vindt dat het hof te zware maatstaven aanlegt voor medeplegen, met name als het gaat om de inwisselbaarheid van de rollen. Bovendien had het Hof volgens het OM de voorbereiding van de overval en het daarvoor gebruiken van een gestolen motorscooter in zijn oordeel moeten betrekken. Daarom gaat het OM in cassatie bij de Hoge Raad.'

15 juni
14 jaar cel voor steekpartij in TBS-kliniek

'De rechtbank in Lelystad heeft een 26-jarige man veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf voor een poging tot moord. De man stak 13 december 2011 in de Oostvaarderskliniek in Almere een medepatiënt neer. Het slachtoffer liep steekverwondingen op aan zijn hoofd, nek, schouder en zij.

Voorbedachten rade
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met voorbedachten rade handelde en niet in een gemoedsopwelling. Hij heeft in een rookhok gedurende zeven minuten een mes op zak had en heeft op het slachtoffer staan wachten. Toen het slachtoffer hem passeerde en verderop bukte om zijn veters te strikken, stak de verdachte op hem in. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging doordat is gebleken dat het slachtoffer een pedoseksuele achtergrond had en verdachte er ter terechtzitting duidelijk blijk van heeft gegeven een hekel te hebben aan pedoseksuelen.

Afrekening
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepuntendie hiervoor in de Rechtspraak gelden. Voor moord staat volgens de uitgangspunten een gevangenisstraf van 14 jaar. Nu het bij een poging is gebleven, gaat de rechtbank uit van ruim 9 jaar. Er is echter ook rekening gehouden met strafverhogende factoren. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om een poging tot een kille afrekening, waarbij sprake is geweest van relatief lang beraad. Verdachte heeft het slachtoffer op lafhartige wijze meermalen onder andere in zijn rug gestoken. De rechtbank is ervan overtuigd dat het heel anders was afgelopen als een andere patiënt niet had ingegrepen. Ook de grote onrust en gevoelens van onveiligheid die dit feit heeft veroorzaakt, ook in andere TBS-klinieken, werken strafverhogend. Bovendien is verdachte reeds eerder voor ernstige geweldsdelicten veroordeeld.

De officier van justitiehad 20 jaar gevangenisstraf geëist. Dat vindt de rechtbank buitengewoon hoog voor poging tot moord.'

15 juni
Administratiekosten bij verkeersboetes niet in strijd met de wet

'Het in rekening brengen van administratiekosten bij de inning van verkeersboetes is niet in strijd met de regelgeving, zo oordeelde het gerechtshof te Leeuwarden vandaag.

Een kantonrechtervan de rechtbank Amsterdam oordeelde in februari van dit jaar anders. Volgens de kantonrechter was het in rekening brengen van administratiekosten in strijd met het uitgangspunt dat de kosten van het opleggen van straffen ten laste van de Staat komen. De officier van justitiekon zich niet verenigen met de uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter en stelde hoger beroep in bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Het gerechtshof heeft vastgesteld dat het in rekening brengen van administratiekosten bij het opleggen van een administratieve sanctie op een deugdelijke wettelijke grondslag rust. Het is aan de wetgever om te bepalen of de kosten van de inning van verkeersboetes bij de overtreders in rekening worden gebracht. Het in rekening brengen van administratiekosten is niet in strijd met internationale regelgeving.'

13 juni
Brinkman mag naam 'Onafhankelijke Burger Partij' gebruiken bij Tweede Kamerverkiezingen

'De Kiesraad heeft terecht de naam 'Onafhankelijke Burger Partij (OBP)' opgenomen in het kiesregister voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Dit blijkt uit een uitspraak die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vandaag heeft gedaan.

Burger Partij Amersfoort (BPA) vindt dat de naam van de nieuwe partij van Hero Brinkman te veel lijkt op die van BPA die actief is in de gemeente Amersfoort. BPA vreest dat als OBP succesvol blijkt te zijn, er lokale afdelingen zullen worden opgericht. Dit zou in Amersfoort tot verwarring leiden bij de kiezers. Daarom is BPA tegen de registratie in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Naamsverwarring
In de Kieswet staat dat de Kiesraad registratie van de naam van een politieke partij alleen mag weigeren als een van de weigeringsgronden uit deze wet van toepassing is. Een daarvan is als de naam overeenkomsten vertoont met de naam van een andere partij die ook aan de Tweede Kamerverkiezingen meedoet en daardoor naamsverwarring is te verwachten. Omdat BPA niet aan deze landelijke verkiezingen meedoet, kon de Kiesraad niet om deze reden weigeren de naam 'Onafhankelijke Burger Partij' te registreren, aldus de Raad van State. Dat deze naam in de toekomst ook gebruikt zou kunnen worden bij gemeenteraadsverkiezingen in Amersfoort, maakt dit naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter niet anders. Het is op dat moment aan het centraal stembureau voor de gemeenteraadsverkiezingen om te beslissen of de 'Onafhankelijke Burger Partij' onder die naam aan de lokale verkiezingen mag meedoen.

Neutrale termen
Verder is niet aannemelijk dat door de veel gebruikte en neutrale termen 'Burger' en 'Partij' in beide namen bij de kiezer de indruk wordt gewekt dat de landelijke OBP en de gemeentelijke BPA op enigerlei wijze aan elkaar verbonden zijn. De naam 'Onafhankelijke Burger Partij' is naar het oordeel van de Raad van State dus ook niet op een andere wijze misleidend.

Nieuwe naam
Gevolg van de uitspraak is dat Hero Brinkman de naam 'Onafhankelijke Burger Partij' mag gebruiken bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. Of zijn partij onder die naam mee zal doen, is echter onzeker. Afgelopen zaterdag liet Brinkman weten dat zijn nieuwe partij voor de komende Tweede Kamerverkiezingen zal samengaan met de voormalige beweging van Rita Verdonk, Trots op Nederland. Daarbij gaf hij aan dat het 'een heel nieuwe partij wordt, met een nieuwe naam'. Nieuwe politieke partijen hebben tot uiterlijk 18 juni de tijd om hun naam te laten registreren bij de Kiesraad.'



13 juni
De Telegraaf mag omroepgegevens niet publiceren

'De Telegraaf mag de programmagegevens van de week erop niet publiceren zonder toestemming van de omroepen. Dat heeft de voorzieningrechter in Amsterdam vandaag bepaald.

In het weekend van 2 juni deelde De Telegraaf een gratis omroepblad uit met programmagegevens voor een week. Omdat de omroepen deze concurrentie van De Telegraaf niet wilden, spanden de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), RTL Nederland, SBS Broadcasting en Veronica afgelopen maandag een kort geding aan. Ze vorderden een verbod om de programmagegevens voor een hele week te publiceren.

De omroepen stellen dat de programmagegevens auteursrechtelijk beschermd zijn en dus niet zonder toestemming mogen worden gepubliceerd. De krant mag volgens de omroepen wel per dag en per weekeinde die informatie brengen.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg heeft recent een uitspraak gedaan waaruit volgens De Telegraaf zou volgen dat dergelijke programmagegevens niet zijn beschermd. Dat betekent volgens de krant dus dat de gegevens vrij zijn voor publicatie.

De Nederlandse wetgever heeft volgens de voorzieningenrechter uitdrukkelijk bepaald dat de programmagegevens niet zonder toestemming van de omroepen mogen worden gepubliceerd. Dat is een politieke keuze en de rechter kan niet om deze beslissing van de wetgever heen: dat zou in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel zijn. Het feit dat er in de politiek momenteel wordt nagedacht over een mogelijke verandering van het huidige stelsel doet daaraan niet af. In een dergelijk geval dient eerst de politiek te spreken en mag de rechter niet op de politieke besluitvorming vooruitlopen, vindt de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter legt De Telegraaf een dwangsom van tweehonderdduizend euro op per publicatie en veroordeelt de krant tot betaling van de proceskosten tot een hoogte van 27.651,17 euro.'



13 juni
Hof spreekt vrij in omvangrijke melkfraudezaak

'In hoger beroep is een Limburgs roomproductiebedrijf en de twee bestuurders daarvan vrijgesproken van valsheid in geschrifte en het witwassen van melk. De rechtbank veroordeelde in 2011 het bedrijf tot een forse geldboete en beide bestuurders tot dezelfde boetes en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.

De verdenking van het openbaar ministeriehield in dat het roomproductiebedrijf in de jaren 2004 tot en met 2007 de melk die door de melkveehouderij van diezelfde bestuurders in Nederland boven het melkquotum werd geproduceerd, geleverd heeft gekregen. Deze melk zou door middel van valse documenten in de boekhouding zijn opgenomen als melk van een zusterbedrijf in Polen. Hierdoor zou over deze melk in Nederland ten onrechte geen superheffing zijn betaald.

Onvoldoende bewijs
Volgens het gerechtshof 's-Hertogenbosch is daarvoor onvoldoende bewijs. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof wel vastgesteld dat er in Nederland melk boven het quotum werd geproduceerd. Ook zijn de transportgegevens van de uit Polen afkomstige melk in Nederland meerdere malen gewijzigd en in sommige gevallen aanzienlijk verhoogd. Het hof kan echter niet vaststellen dat een en ander verband houdt met elkaar. Ook kan niet worden uitgesloten dat de verklaring die de bestuurders hierover hebben gegeven juist is. Zij zouden de melk deels aan de dieren op het bedrijf hebben gevoerd en deels hebben laten weglopen in de mestput. Verder hebben ze verklaard de registratie van de transportgegevens in Polen niet betrouwbaar was en daarom na weging in Nederland moest worden gecorrigeerd.

De verdediging had verzocht om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er sprake zou zijn van onvoldoende verdenking jegens verdachten en schending van hun belangen. Dit verweerwerd door het hof verworpen.'



12 juni
12 jaar en TBS voor (poging tot) doodslag medewerksters opvanghuis Spirit

'Een 24-jarige man is in hoger beroep schuldig verklaard aan doodslag en poging tot doodslag van drie medewerksters van een opvanghuis van Spirit. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar en TBS. Het gerechtshof Amsterdam heeft dit vandaag beslist.

Drie medewerksters opvanghuis Spirit aangevallen met mes
De man staat in hoger beroep terecht omdat hij op 15 juni 2009 in een opvanghuis van de Amsterdamse stichting Spirit, drie medewerksters met een mes heeft aangevallen. Daarbij is één van hen overleden en zijn de andere twee gewond geraakt.

TBS wel of niet en (poging tot) moord of (poging tot) doodslag
De vraag of in deze zaak TBS kon en moest worden opgelegd was de kern van het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep. Ook was het Openbaar Ministerie van mening dat de verdachte zich niet aan doodslag en poging tot doodslag maar aan moord en poging tot moord heeft schuldig gemaakt.

De rechtbank heeft de man eerder van (poging tot) moord vrijgesproken en voor (poging tot) doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar. De rechtbank ging niet mee met de eis van het Openbaar Ministerie om ook TBS op te leggen. De rechtbank heeft in het vonnis uiteengezet dat niet kan worden aangenomen dat de verdachte lijdt aan een geestelijke stoornis.

Hof legt in hoger beroep wel TBS op voor (poging tot) doodslag
Ook het gerechtshof is van oordeel dat er geen bewijs is voor (poging tot) moord. Daarom veroordeelt het gerechtshof de verdachte voor (poging tot) doodslag, zoals eerder ook door de rechtbank is beslist.

Het gerechtshof is voor wat betreft de geestelijke gesteldheid van de verdachte tot een andere beslissing dan de rechtbank gekomen en heeft in hoger beroep alsnog TBS opgelegd. Eén van de wettelijke vereisten voor het opleggen van TBS is dat door de rechter moet worden vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een geestelijke stoornis. Door deskundigen - psychologen en psychiaters – is onderzoek verricht naar de verdachte. Zij zijn in de uitvoering van hun onderzoek beperkt doordat de verdachte steeds heeft geweigerd om daaraan mee te werken. Het gevolg daarvan is geweest dat de deskundigen geen antwoord hebben kunnen geven op de vraag of hij aan een geestelijke stoornis lijdt. Toch heeft het hof in één van de uitgebrachte rapporten voldoende aanwijzingen gevonden om op grond daarvan – en op grond van wat er eerder in andere zaken door hulpverleners over de verdachte is opgemerkt- te beslissen dat hij aan een stoornis lijdt.

Omdat het hof van oordeel is dat de man zonder behandeling een gevaar oplevert voor de samenleving heeft het beslist dat naast een gevangenisstraf ook TBS nodig is.'



12 juni
8 jaar cel voor schieten bij afgesproken vechtpartij

'De rechtbank veroordeelt een 33-jarige man tot 8 jaar cel en een schadevergoeding van €15.000,- voor een poging doodslag tijdens een afgesproken vechtpartij in Doetinchem op 4 juni 2011. Hij schoot van bijzonder korte afstand het slachtoffer opzettelijk door zijn voorhoofd. Het slachtoffer overleefde het. In totaal veroordeelt de rechtbank zeven verdachten.

Rechtbank gelooft schutter niet
De schutter (verdachte A in het vonnis) verklaarde dat hij de ruziënde partijen uit elkaar wilde halen. Het pistool ging per ongeluk af. Hij had het van een ander afgepakt en wilde het vuurwapen weggooien. De rechtbank gelooft dit verhaal niet: “In het dossier is geen verklaring die bevestigt dat de verdachte tussen beide partijen wilde komen. Uit het dossier blijkt eerder het tegendeel.”, aldus de rechter.

Ruzie uitvechten
Twee mannen (verdachten B en D in het vonnis) wilden een ruzie uitvechten op een afgelegen plek. Uiteindelijk spraken ze af in een bos aan de 2e Loolaan in Doetinchem, vlakbij het ziekenhuis. Beide mannen hadden medestanders meegenomen. Eén daarvan trad op als een soort scheidsrechter. De aanmoedigingen van de omstanders sloegen om en het werd één grote vechtpartij.

Rechtbank veroordeelt zeven verdachten
In totaal stonden negen mannen terecht voor hun aandeel in de vechtpartij. Naast de schutter veroordeelt de rechtbank zes van hen hiervoor tot deels voorwaardelijke celstraffen. De zaken van twee verdachten behandelt de rechtbank op een later tijdstip.

Verdachte A.S. A. (verdachte A) - 8 jaar gevangenisstraf.
Verdachte M. D. (verdachte B) - 16 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden van een eerdere veroordeling.
Verdachte Y. H. (verdachte C) - 6 maanden gevangenisstraf.
Verdachte J. O. (verdachte D) - 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk.
Verdachte N. O. (verdachte E) - 6 maanden gevangenisstraf.
Verdachte D. H. (verdachte F) - 4 maanden gevangenisstraf.
Verdachte O. D. (verdachte G) - 4 maanden gevangenisstraf.

Hogere straffen
Deze straffen zijn grotendeels hoger dan door het Openbaar Ministerie was geëist. "De rechtbank vindt dat het onderling uitvechten van een conflict zwaar bestraft moet worden. Zeker in dit geval, nu de meeste verdachten eerder geweldsmisdrijven hebben gepleegd."'



11 juni
Verzoeken inzake coffeeshop afgewezen

'De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft vandaag de verzoeken van de Vereniging Officiële Coffeeshops Maastricht en de eigenaar van coffeeshop 'Easy Going' tegen het besluit tot sluiting van de coffeeshop voor de duur van één maand afgewezen. Omdat de duur van de sluiting inmiddels is verstreken, is er volgens de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang meer voor het treffen van enige voorziening.

Nu er geen spoed is, kan de voorzieningenrechter niet toekomen aan een verdere (inhoudelijke) beoordeling van de verzoeken. Voor een afwijking van deze benadering zal eerst aanleiding bestaan indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Hiervan is de voorzieningenrechter echter in deze zaak niet gebleken.'



8 juni
Kortgedingrechter wijst vordering tot vrijlating Fred R. af

'De Staat hoeft het voorarrest van Fred R. niet op te heffen. Dat heeft de voorzieningenrechter in Amsterdam vandaag bepaald.

Fred R. zit sinds 3 augustus 2006 in voorarrest vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de moord op caféhouder Thomas van der Bijl. Zijn strafzaak wordt behandeld tijdens het lopende liquidatieproces ‘Passage’.

Fred R. meent dat de staat hem moet vrijlaten. Hij vindt het onrechtmatig dat hij niet in hoger beroep kan tegen de verlenging van zijn voorarrest, terwijl die hechtenis al zo lang duurt.

De kortgedingrechter vindt het voorarrest weliswaar uitzonderlijk lang, maar acht dit niet onrechtmatig: de wet kent nu eenmaal niet meer hoger beroepsmogelijkheden tegen een verlenging van voorarrest. Ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vereist dit niet.

Daarnaast zegt Fred R. te vrezen dat de rechters in zijn strafproces niet meer objectief over hem kunnen oordelen omdat zij degene zijn die het voorarrest steeds hebben verlengd.

Deze vrees kan ter beoordeling worden voorgelegd aan een wrakingskamer. Nu deze garantie voor een eerlijk proces nog openstaat, kan volgens de kort gedingrechter niet worden aangenomen dat in hoger beroep zal worden geoordeeld dat Fred R. geen eerlijk proces heeft gehad.'



8 juni
Meewerken aan blog echtgenoot reden voor ontslag

'In een uitspraak van 7 juni 2012 oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat een school een leerkracht mocht ontslaan omdat deze leerkracht geen afstand nam van een internet weblog, waar haar echtgenoot negatieve en verdraaide verhalen over de school publiceerde.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

De Centrale Raad van Beroep is met de rechtbank van mening dat een school een leerkracht mocht ontslaan omdat er sprake is van onherstelbaar verstoorde verhoudingen tussen de leerkracht en haar collega’s en tussen haar en het bestuur. Die onherstelbaar verstoorde verhoudingen ontstonden doordat de leerkracht informatie over haar collega’s en de school aan haar echtgenoot gaf. Haar echtgenoot, destijds ook leerkracht op dezelfde school, publiceerde die verhalen in een blog “Rond de koffiekamer”. In die blog werden collega’s en de school herkenbaar, negatief en met een verdraaide voorstelling van zaken beschreven.

De blog getuigt naar de mening van de Centrale Raad van Beroep van gebrek aan loyaliteit, hij schaadt de goede naam van de school en creëert een onveilige sfeer. Alhoewel de echtgenoot van de leerkracht de blog publiceerde en hij de blog niet wilde verwijderen had zijzelf - nu collega’s en de school bezwaarhadden tegen de blog - afstand moeten nemen van de inhoud van die blog. Door geen afstand te nemen, heeft zij meegewerkt aan het ontstaan van onherstelbaar verstoorde verhoudingen.'



8 juni
Gemeente moet besluit parkeerterreinen Eindhoven Airport beter motiveren

'Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven moet nader uitleggen waarom vijf vergunningen voor tijdelijke parkeergelegenheid bij Eindhoven Airport niet in behandeling zijn genomen. Dat heeft de bestuursrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch bepaald.

Masters in Parking diende vorig jaar een verzoek in om vijf terreinen aan de Luchthavenweg 54 en 56, Jan Olieslagerweg 4, Freddy van Riemsdijkweg tussen nummer 7 en 15 en de Henri Wijnmalenweg 7 in gebruik te nemen als parkeerterrein voor reizigers van de luchthaven. Het college besloot de aanvraag niet te behandelen omdat Masters in Parking niet alle gevraagde gegevens opstuurde. In maart 2012 verklaarde het college het bezwaar van de aanbieder van parkeerplaatsen ongegrond. Daartegen stelde Masters in Parking beroep in bij de bestuursrechter.

De aanbieder van parkeerplaatsen stuurde in de bezwaarfase alsnog aanvullende gegevens in en had verzocht de aanvraag te splitsen per terrein. Volgens de bestuursrechter heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom zij niet alsnog in de bezwaarfase de aanvragen in behandeling heeft genomen. De bestuursrechter heeft bepaald dat het college vier weken de gelegenheid krijgt deze motivering alsnog te geven.'



7 juni
Almeerder veroordeeld tot 18 jaar cel wegens moord en poging doodslag

'De rechtbank te Lelystad heeft een 34-jarige man uit Almere veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf voor moord en poging tot doodslag. De man stak na een woordenwisseling met voorbedachten rade tijdens een feestje in Almere een man dood en heeft daarbij ook diens vriendin een aantal malen gestoken.

Voorbedachten rade
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van voorbedachten rade omdat de Almeerder voor de gebeurtenis al het mes in de woning had laten zien. Na een woordenwisseling is de verdachte buiten de woning blijven staan. De man stak onmiddellijk op het slachtoffer in nadat die met zijn vriendin het huis wilde verlaten. Er is daarom sprake van voorbedachten rade, immers de verdachte heeft, zij het vrij kort, kunnen nadenken over zijn handelen en de gevolgen daarvan. Bij de steekpartij werd ook de vriendin van het slachtoffer ernstig verwond.

18 jaar gevangenisstraf
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de uitgangspuntendie hiervoor in de Rechtspraak gelden. Voor moord staat volgens de uitgangspunten een gevangenisstraf van 14 jaar en voor poging tot doodslag acht jaar. De rechtbank heeft voor het feit moord ook in dit geval een gevangenisstraf van 14 jaar opgelegd. De maatschappelijke onrust die het gebeuren heeft veroorzaakt en het gegeven dat de steekpartij heeft plaatsgevonden op een publieke plaats, beoordeelt de rechtbank als strafverzwarend. De rechtbank heeft aan de andere kant wel rekening gehouden met het feit dat er weliswaar sprake is van voorbedachten rade, maar niet van een lange voorbereidingstijd. In tegenstelling tot de officier van justitie, is het niet willen meewerken aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum door de rechtbank gezien als een omstandigheid die niet in het nadeel van de verdachte mag meewegen. Wel kon daarom geen rekening worden gehouden met de geestesgesteldheid van de verdachte.

Met de oplegging van de straf is bij de poging tot doodslag rekening gehouden dat het neersteken van de vriendin van het slachtoffer deel heeft uitgemaakt van hetzelfde feitencomplex als de moord op het overleden slachtoffer. De rechtbank heeft voor de poging tot doodslag een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd.

Onherstelbaar en onbeschrijflijk veel leed
Het opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven beroven is één van de zwaarste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent. Door toedoen van verdachte is er een jong leven ten einde gekomen. De moeder van het slachtoffer heeft hierdoor haar zoon verloren en de vriendin van het slachtoffer de man met wie zij haar leven deelde. Verdachte heeft de nabestaanden onherstelbaar en onbeschrijfelijk veel leed berokkend. Verdachte heeft het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, ontnomen. De vriendin van het slachtoffer wordt door littekens van haar wonden dagelijks herinnerd aan de verschrikkelijke gebeurtenissen.

De rechtbank is daarom van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 jaar passend is.'



7 juni
Apotheek moet meewerken aan goedkope medicijnverstrekking

'Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bevestigde op donderdag 7 juni 2012 het oordeel van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat een Zeeuwse apotheek over aanmerkelijke marktmacht beschikt voor de levering van exclusief via de apotheek verkrijgbare (genees-)middelen.

Uit onderzoek blijkt dat consumenten een voorkeur hebben voor een apotheek in hun directe woonomgeving. De apotheek behaalt meer dan 90% van de omzet door leveringen aan consumenten die minder dan 8 kilometer van de apotheek wonen. In dat bedieningsgebied ondervindt de apotheek niet of nauwelijks concurrentie. Haar marktmacht maakt het de apotheek mogelijk om medicijnen te leveren waaraan zij zelf het meest verdient. De apotheek weigert afspraken te maken met verzekeraars over de levering van goedkope medicijnen. Daardoor krijgen sommige verzekerden duurdere medicijnen dan waarop hun verzekering aanspraak geeft. Als gevolg hiervan stijgen de kosten en (uiteindelijk) de premies. Bovendien belemmert de apotheek de concurrentie van verzekeraars in de regio Breskens. NZa acht dat onwenselijk en verplicht daarom de apotheek om voor een periode van drie jaar te voldoen aan elk redelijk verzoek van zorgverzekeraars om tot afspraken te komen.

De rechter, het CBb, verwerpt de bezwaren van de apotheek tegen die verplichting. De hier relevante markt is de markt voor (uitsluitend) via de apotheek verkrijgbare geneesmiddelen en is beperkt tot 8 kilometer rond Breskens. Het gaat hier niet om de geneesmiddeleninkoopmarkt en de opgelegde verplichting is niet in strijd met het verdrag van de Europese Unie. Ook de tegenwerping van de apotheek dat andere medicijnverstrekkende zorgverleners of zorgverzekeraars voldoende tegenwicht aan haar marktmacht kunnen bieden, gaat niet op. De zorgverzekeraars zijn - bij gebrek aan alternatieven in de regio Breskens - voor de uitvoering van hun besparingsbeleid afhankelijk van de apotheek.

De NZa mag de verschillende vormen van preferentiebeleid van de zorgverzekeraars als redelijk aanmerken en de apotheek verplichten daarover overeenkomsten te sluiten. Een andere, minder ingrijpende manier om de potentiële negatieve gevolgen van de aanmerkelijke marktmacht van de apotheek te voorkomen, is niet voor handen.'



7 juni
Vijf jaar gevangenisstraf na caféruzie

'Het gerechtshof in Den Haag heeft op 7 juni 2012 een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren wegens een poging tot moord, twee bedreigingen met de dood en verboden vuurwapenbezit. De rechtbank had ook vijf jaar gevangenisstraf opgelegd. De advocaat-generaal had in hoger beroep zeven jaar gevangenisstraf geëist.

De verdachte heeft na een caféruzie in Rotterdam van korte afstand met een revolver zes maal gericht geschoten op de auto van een man en een vrouw, terwijl de man zich in het schootsveld van de verdachte bevond. De man stond naast de auto. De vrouw stond achter de auto.

Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het gerechtshof rekening gehouden met de strafoplegging in soortgelijke zaken en het feit dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.

Het slachtoffer werd door een schampschot onder de oksel geraakt. De verdachte had naar eigen zeggen expres misgeschoten en hij zou alleen de bedoeling hebben gehad de man en vrouw bang te maken. Het gerechtshof heeft echter voorwaardelijk opzet op de dood van de man aangenomen, en heeft ook bewezen verklaard dat de man handelde met voorbedachte raad.'



7 juni
Voorlopige hechtenis voetballer opgeheven

'De voetballer van amateurclub DOS Kampen die verdacht wordt van zware mishandeling mag zijn berechting verder in vrijheid afwachten. De rechtbank oordeelt dat er geen redenen zijn om de 23-jarige man langer in voorarrest te houden. De advocaat van de verdachte vroeg de rechtbank om opheffing van de voorlopige hechtenis.

De man werd aangehouden na de vechtpartij die uitbrak tijdens de voetbalwedstrijd in Harderwijk tussen Zwart Wit '63 en DOS Kampen op zaterdag 14 april.'



5 juni
Achttien jaar gevangenisstraf en tbs-maatregel voor misdrijf tegen buurmeisje

'Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft op 5 juni 2012 de verdachte V. in hoger beroep veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Het hof acht bewezen dat de verdachte Milly Boele op 10 maart 2010 heeft vermoord, oraal verkracht, haar van haar vrijheid beroofd en haar lijk verborgen.

Het slachtoffer betreft het 12-jarige buurmeisje van V. De man heeft dit ogenschijnlijk volstrekt willekeurig gekozen slachtoffer vanuit haar ouderlijke woning met een verhaal over katten meegelokt naar zijn woning. Daar heeft hij de mobiele telefoon van het slachtoffer onklaar gemaakt. Hij heef tie-wraps rond haar polsen aangebracht, haar borsten betast en zijn penis in haar mond gebracht. Vervolgens heeft hij het slachtoffer met zijn broeksriem gewurgd. Hij heeft haar in zijn achtertuin begraven. Het slachtoffer is daar zes dagen later, op aanwijzen van de verdachte, door de politie aangetroffen.

De buitengewoon grote ernst van de feiten brengt mee dat een gevangenisstraf van 20 jaar in beginsel op zijn plaats is. Daar staat tegenover dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend aan V. De gedragsdeskundigen hebben bovendien ter zitting verklaard dat de tbs-maatregel naar verwachting langer dan gemiddeld zal duren. Een deskundige noemde een duur van meer dan 9 jaar. Dit alles afwegend heeft het hof geoordeeld dat een gevangenisstraf van 18 jaar plus tbs met dwangverpleging passend en geboden is.

De rechtbank in Dordrecht had dezelfde straf opgelegd. In plaats van verkrachting had de rechtbank ontucht bewezen geacht. De reden dat het hof ondanks de veroordeling voor dit zwaardere feit toch dezelfde straf oplegt, is gelegen in de omstandigheid dat, anders dan in eerste aanleg, nu bekend is hoe lang de vermoedelijke duur van de tbs-maatregel wordt ingeschat.'



5 juni
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in proces coffeeshop Aarden

'De rechtbank Middelburg heeft op 5 juni het openbaar ministerieniet-ontvankelijk verklaard in de zaak tegen de eigenaar en 3 medewerkers van coffeeshop Aarden te Goes vanwege het in voorraad hebben van een grote hoeveelheid softdrugs.

Onderzoek bevoorrading
De verdediging heeft op de zitting van 14 mei betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk diende te worden verklaard, aangezien de eigenaar en zijn medewerkers er op mochten vertrouwen dat er geen gericht onderzoek naar de bevoorrading van de coffeeshop zou plaatsvinden. Het openbaar ministerie is dan ook niet tot een behoorlijk afgewogen vervolgingsbeslissing gekomen, aldus de verdediging.

Wijziging vervolgingsbeleid
De rechtbank heeft, in het licht van onder meer de uitspraak van het gerechtshof in de zaak Checkpoint, geoordeeld dat het (gereguleerd) gedogen van de verkoop van softdrugs in een coffeeshop, ook het (gereguleerd) gedogen van de bevoorrading van een coffeeshop impliceert. Een mogelijke wijziging van het vervolgingsbeleid van het OM is niet op voorhand en tijdig kenbaar gemaakt, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank.'



5 juni
Doden van ganzen toegestaan

'Het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland heeft besloten om grauwe ganzen, Canadese ganzen en nijlganzen te vangen en te doden met koolstofdioxide in de periode 1 juni tot en met 14 juli 2012. Dit in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer rondom Schiphol. De Stichting Faunabescherming heeft de bestuursrechter van de rechtbank Haarlem verzocht dit besluit te schorsen.

De rechtbank heeft het verzoek tot schorsing afgewezen omdat alle andere maatregelen die genomen worden op de korte termijn het gevaar voor vogelaanvaring niet wegnemen. Populatiereductie is noodzakelijk en kan niet op andere wijze worden bereikt. Het gebruik van koolstofdioxide als dodingsmiddel is wettelijk toegestaan. De levende vogels zullen niet worden getransporteerd, zodat het gestelde onnodig lijden tijdens transport niet te verwachten is.'



1 juni
Hof veroordeelt Apache-bemanning na stroomstoring

'De militaire kamer van het gerechtshof te Arnhem heeft vandaag twee helikopterpiloten, die op 12 december 2007 tegen een hoogspanningsleiding over de Waal vlogen, in hoger beroep veroordeeld tot een werkstraf en een boete. Bewoners van de Tieler- en Bommelerwaard kwamen destijds langdurig zonder stroom te zitten.

De oudste piloot, tevens gezagvoerder en verantwoordelijk voor de navigatie, is wegens zijn schuld aan het vernielen van een elektriciteitswerk en het beschadigen van de helikopter, waarbij hij zijn collega in levensgevaar heeft gebracht, veroordeeld tot 100 uur werkstraf. De straf is gelijk aan wat het Openbaar Ministerie heeft geëist en de militaire kamer van de rechtbank eerder heeft opgelegd.

De jongste piloot bestuurde het toestel op aanwijzingen van zijn collega. Het hof kan niet uitsluiten dat de gezagvoerder een deel van de missie voor hem geheim heeft gehouden, zodat hij min of meer werd overvallen door de opdracht om laag langs de Waal te gaan vliegen. In zoverre kan hem, anders dan de gezagvoerder, geen onvoldoende voorbereiding worden verweten. Ook de tijdens de vlucht gemaakte fouten zijn hem veel minder zwaar aan te rekenen. Hij moet 1000 euro boete betalen wegens het in gevaar brengen van de veiligheid. Het OM had een werkstraf van 50 uur geëist.'



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl